Westerbork, Hervormde kerk

Informatie over de kerk


Ansichtkaart na 1920

Geluidsopname Arian van der Mark op 14 maart 2018
 - Thomas Weelkes (1576–1623) Voluntary-in-a
 - Johann Pachelbel (1653-1706) Aria Quarta in g


Geschiedenis voor de plaatsing van het orgel in 1860.

1841: Hoofdonderwijzer Harm Eisingh overlijdt. De functie van koster/voorzanger/voorlezer wordt vacant. De gemeente roept sollicitanten op. 'De voordeelen, aan deze positie verbonden, zijn, behalve vrije woning en tuin, 25 Ned. mudden rogge, bij de ingezetenen op te halen, en het schoolgeld, hetwelk in dit jaar f 260 bedraagt.'

Drentsche courant 09-04-1841

Geschiedenis van het orgel op zijn eerste locatie in Beetgum

1725/1726: Christiaan Müller maakt in de tijd dat hij het orgel in de Grote Kerk van Leeuwarden (1724-1727) bouwde, een orgel voor de kerk in Beetgum.
Dit kan worden afgeleid uit twee kwitanties in het Schwarzenberg-archief. (18) De familie Thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg is een adellijk geslacht uit Duitsland, waarvan een tak zich omstreeks 1550 door een huwelijk in Friesland vestigt. Een telg uit dat geslacht is betrokken bij de bouw van het orgel in Beetgum.
Dit blijkt uit een tweetal kwitanties uit zijn familiearchief:

Schwarzenberg-archief no. 47-19
'Mijnheer de secretaris Schick gelieve te betaelen uit de penningen, de kerke van Beetgum toebehoorende en onder zijn E. berustende, eene soma van hondert rixdaelders aan de ordre van Cristiaan Millart, meester orgelmaeker, op rekening van het gelt door deselve bedongen voor het onder handen hebbende orgel. Al gequalificeerde ingesetenen van Beetgum voornoemt soo neemen aen de Hr secret. deese betaelinge te sullen valiedeeren bij liquidatie soo als behoort.
Actum Leeuwaerden 12de September 1725.
verso
'den inhoud van de andre sijde hebbe ontfangen uyd handen van Mijn Heer Schick den 24 September 1725 in Leuwarden. Christian Muller'.

Klik op de afbeelding voor een vergroting

Archief van de familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv.nr. 2984 (Staat en liquidatie tussen Johan Caspar Schik, secretaris van Menaldumadeel en de kerkvoogden van Beetgum gesloten op 7 juli 1740, met de daartoe behorende kwitanties, (1710)-1739):

'Door ordre van den Edelen Heer Baron toe Schwarzenberg.
Een compleet orgel gemaackt en den 20 Januari 1726 afgelevert inde kerck tot Betgom, daar voor geaccordeert de somme
van ses hondert Carolij guldens ƒ 600,-
noch boven den accord verdient ƒ 28,-
  --------
somma ƒ 628,—
hier op ontvangen ƒ 250,—
  --------
noch resto ƒ 378,—

Den ondergeschreven als gequalifceerde, stemdragende ingesetenen van den dorpe Beetgum versoeke de Heer secretaris Caspar Schick om bovenstaende drie hondert acht en seventich caroliguldens te betaelen aen monsr Christiaen Müller, meester orgelmaeker, tot volcomene betaelinge voer desselfs gemaekt en afgelevert orgel in de Beetgumeren kerk voornoemt, beloove deese te doene betaelinge aen de heer secret. Schick bij liquidatie te doen passeeren voor deugdelicke credit en deselve tegens alle schaede te guarandeeren.
Actum Leeuwarden den 24ste Janou 1726
G. W. v. Schwarzenberg en Hohenlansberg.
Boven staande resteerende som van drie hondert agt en seventig Carolij gulden bekenne ontfangen de hebben ende alsoo van de heele somme voldaen. Actum Leuwarden de 9e Fbr. 1726.
Christian Müller, orgelmaaker'. (04) en (05)


Klik op de afbeelding voor een vergroting


Knock meldt van het orgel van Beetgum in 1788 de dispositie: (19)

Knock schrijft het orgel toe aan 'Swartsburg' en niet aan Christiaan Müller

1754-1759: Stemming door Johannes Jans voor 5 Caroligulden per jaar. (02)

1760-1776: Stemming door Pieter de Vries (organist van Galileeërkerk te Leeuwarden) (02)

1777-1782: Stemming door A. van Kampen (Campen) uit Koudum voor 6 gulden en 6 stuivers. Soms alleen zes gulden, soms iets meer als er wat aan de balgen (1782) of aan het torenuurwerk (1781) moest gebeuren. (02)

1784-1789: Stemming door Albertus S. Hempenius ook weer voor 6 Caroligulden en 6 stuivers. (02)

1789-1818: Onderhoud door Albertus van Gruisen. Hij begint met een ingrijpende herstelling, kennelijk uitgevoerd in 1792. De eerste termijn wordt namelijk in november 1791 uitbetaald, de tweede en laatste termijn in januari 1793. In totaal was met deze werkzaamheden een bedrag van 225 caroligulden gemoeid. Wat Van Gruisen ervoor deed is onbekend. Wijzigingen werden niet uitgevoerd, dat kunnen we wel uit het orgel afleiden. Het pedaalklavier dat er nu nog is, kan heel goed van Van Gruisen zijn. Het vertoont de karakteristieke factuur, die we ook bij Hinsz en Freytag aantreffen, met schuin afgeschaafde zijkantjes aan de toetsen. Tot 1818 stemden de orgelmakers Van Gruisen jaarlijks het orgel voor het vaste bedrag. Meestal staat Albertus van Gruisen bij de betaling genoemd, een enkele keer Johannes van Gruisen, na 1812 meermalen Willem van Gruisen. In 1807 werden reparaties aan de kanalen uitgevoerd. (02)

1819: Wanneer in 1819 werkzaamheden aan het dak van de kerk zijn verricht, waaronder vernieuwing van de leien, blijkt het noodzakelijk te zijn, het orgel te herstellen. De opdracht hiertoe wordt aan Johann Adolf Hillebrand gegeven, een leerling van Albertus van Gruisen, die vooral opvalt door dubieuze kwaliteit en een slechte verstandhouding met zijn leermeester. Voor f 189,65 herstelt Hillebrand het orgel, wat volgens het rekeningboek inhield het schoonmaken van het orgel en het vergulden en verzilveren (foeliën) van de frontpijpen. Stemmen deed Hillebrand voor 7 gulden, maar dat komt maar één keer voor (1828). De overige jaren was er altijd wel wat te repareren en liep het bedrag op tot 10, of zelfs tot 22 gulden. (02)

1832-1837: Na een paar jaar onderbreking van het onderhoud (1830-'31) komt in 1832 Willem van Gruisen hiervoor terug. Tot 1837 is er weer sprake van regelmaat, eveneens met betrekking tot het bedrag, f 6,30 per jaar. (02)

1838-1843: Géén onderhoud is uitgevoerd in de periode 1838-1843. In laatstgenoemd jaar overleed Willem van Gruisen, en wordt de orgelmakerij gecontinueerd door Willem Hardorff (aanvankelijk met T. van der Meer, maar al spoedig alleen). (02)

1844-1858: Stemming door Willem Hardorff. Aan de onregelmatigheid van de bedragen is te zien, dat er toen altijd wel wat mankeerde aan het orgel. Dat zal dan ook wel de reden zijn geweest om naar een ander orgel om te zien.
Dat moest dan ook een groter en moderner werk worden, naar de nieuwste smaak. Welnu, dat werd het ook, het nieuwe orgel van Van Oeckelen, dat er in 1861 kwam nadat Hardorff dus de opdracht aan zich voorbij had zien gaan.
Het oude orgel werd als afdankertje aan Van Oeckelen overgedaan, zoals veelal gebruikelijk was. Is het geen merkwaardige coïncidentie dat ook dit ingeruilde instrument door Van Oeckelen in de provincie Drenthe werd geplaatst, evenals het oude orgel van Akkrum (thans in Veenhuizen), vijf jaar eerder? (02)

1860/1861
: Petrus van Oeckelen bouwt een nieuw orgel voor Beetgum.
Een nader onderzoek van het archief van de Hervormde Gemeente van Beetgum bracht in de eerste plaats aan het licht, dat Van Oeckelen het oude orgel inderdaad ingeruild had.
Er zijn twee bestekken voor de bouw van het nieuwe orgel bewaard gebleven. Eén bestek van Willem Hardorff (die het oude orgel onderhield toen over nieuwbouw werd gesproken), ongedateerd, niet ondertekend, de aanneemsom niet ingevuld.
Het tweede bestek van P. van Oeckelen, gedateerd 'juny 1860' en ondertekend namens de orgelmakers door P. van Oeckelen, C. A. van Oeckelen en H. van Oeckelen.
In beide bestekken komt, eensluidend, de volgende bepaling voor: 'Het oude orgel moet dienstbaar blijven totdat de kast van het nieuwe orgel geplaatst wordt. De Kerkvoogden zullen proberen het oude orgel zo voordelig mogelijk te verkopen. Wanneer dat niet lukt dan moet de orgelmaker het innemen voor een bedrag dat hij per inschrijvingsbiljet heeft gedeponeerd.' (02)
Het nieuwe orgel wordt op 30 september in gebruik genomen en bespeelt door jonkheer Trip.

Harlinger courant 02-10-1861

Het van Oeckelen-orgel staat nog steeds in de kerk van Beetgum. Voor foto's van kerk en orgel zie onderaan deze pagina.


Lotgevallen in Westerbork
Het orgel geeft te kennen, dat Van Oeckelen niet al te veel heeft veranderd aan het Müller-orgel toen hij het in Westerbork plaatste. Er is ooit een Viola di Gamba 8 vt geplaatst waarvoor de Sesquialter moest wijken. Misschien is dat gelijk in 1862 gebeurd. Maar verder bleef het orgel in hoofdlijnen intact. Vooral voor onderdelen als klavier, pedaalklavier, windvoorziening, die, afgezien van de dispositie, nogal snel vernieuwd werden in die tijd, is dat heel opmerkelijk. (02)

1861: Plannen tot de aanschaf van een orgel en een uurwerk in de toren.

Provinciale Drentsche en Asser courant 05-02-1861

1862: Petrus van Oeckelen plaatst het orgel over van Beetgum naar Westerbork. Het orgel wordt op 13 juli in gebruik genomen. Ds. G.W. van Eerde preekt over Psalm 96:6.

Provinciale Drentsche en Asser courant 19-07-1862 en 06-09-1862

Op 22 augustus is er door twee gecommitteerden van het Provinciaal college van Toezicht een opneming geweest in de kerk te Westerbork. Hun verslag vermeldt onder andere: 'Er waren twee kerkvoogden aanwezig Mr. Kymell en A. Brunsting. De overige drie waren niet op komen dagen. Wij hebben de kerk wel van binnen en van buiten in onderhoud aangetroffen. Ook bij dit oude gebouw vertoonden zich echter op vele plaatsen aan de buitenmuren afbrokkelingen van steen en voegen door de tand des tijds veroorzaakt. Door de onlangs nieuw aangebrachte zitbanken en het plaatsen van een orgel is het inwendige van de kerk veel verfraaid en verbeterd. De verfraaying en verbetering wenste men spoedig te kunnen uitbreiden door de oude zolder door een gewelf en de onooglijke zware eikenbalken door ijzeren balken te doen vervangen. Daaromtrent hoopten kerkvoogden spoedig een voorstel te kunnen doen. De oude kosterij is in vervallen staat'.
Eind 1862 wordt voor de kosterij subsidie aangevraagd voor nieuwbouw of herstel bij het Provinciaal College van toezicht. Volgens hetzelfde verslag van 22 augustus is de pastorie in goede staat, de predikant had tenminste geen klachten.
In oktober/november wordt verlof gevraagd om 48 populieren op het kerkhof te verkopen. Aangezien de bomen al gerooid en verkocht waren, kan het provinciaal college van toezicht op 2 december (17) niets anders doen dan goedkeuring verlenen.
De bomen brengen f 100.- op. Dit bedrag wordt gebruikt om de kosten van de aanschaf van het orgel te drukken.

1865: De kerkvoogdij is zeer tevreden met het orgel.

Provinciale Drentsche en Asser courant 19-12-1865

1873: Orgelconcert door de blinde organist Oord.

Provinciale Drentsche en Asser courant 17-12-1873

1874: Hulponderwijzer H. Hammeka vertrekt naar Brakel in Gelderland. In een ander later krantenbericht blijkt hij te zijn benoemd in Zuidlaren. Het lage salaris zal een reden zijn geweest om ontslag te nemen.
De gemeente plaatst een advertentie voor een hoofdonderwijzer in Elp en een hulponderwijzer in Westerbork. De functie van organist levert f 50,- per jaar op. In een tweede advertentie worden de onderwijzerssalarissen opgehoogd. Het salaris van de organist blijft gelijk.

Provinciale Drentsche en Asser courant 12-05-1874


Provinciale Drentsche en Asser courant 24-10-1874, 27-10-1874


Provinciale Drentsche en Asser courant 28-10-1874, 03-11-1874, 19-11-1874

1879: G. Meppelink wordt van hulponderwijzer tot hoofdonderwijzer benoemd. De kerkelijk functies gaan naar hem over.

Provinciale Drentsche en Asser courant 01-01-1879

1893: De organist heeft de laatste twee tot drie jaar geen salaris ontvangen en is van plan ontslag te nemen.

Provinciale Drentsche en Asser courant 29-11-1893

1894: De kerkvoogdij beslist op 2 september om de functies van organist en koster te combineren. De huidige organist Meppelink krijgt deze functie voor een salaris van f 115,- per jaar. (08)

Vanaf 1894: Uit de begroting van ontvangsten en uitgaven is af te lezen wat er jaarlijks wordt gereserveerd voor orgelonderhoud, orgeltrapper en organist.
Hoewel na 1905 de orgeltrapper niet meer wordt vermeld was er nog geen windmotor aanwezig. De taak van orgeltrapper wordt verricht door de koster. (12)

jaar orgel
trapper
orgel
onderhoud
organist  
1894 10 50    
1896 10 25    
1896 10 25 130  
1897 10 25 130  
1904 10 25 130  
1905 10 25 130  
1928   10 175 Koster wordt orgeltrapper
1930   25 175  
1931   10 175  
1932   10 175  
1935   12,50 175  
1937   12,50 150  
1938   20 150  
1940   190 150 Kerk en orgel samen
1941   200 150 -
1942   200 150 -
1943   260 150 -
1944   300 150 -
1945   300 150 -
1946   400 200 -
1947   300 200 -
1951   300 200 -
1952   300 200  
         


1903: De kerk wordt geverfd en gestukadoord. In de kerkvoogdijvergadering van 3 oktober worden de binnengekomen offertes besproken. In twee offertes wordt ook het vergulden van de ornamenten van het orgel genoemd voor resp. f 25,- en f 30,-. (08)

1907: Onderhoud orgel f 14,46 (08)

1916: Schoolhoofd G. Meppelink neemt afscheid. Hij is sinds 1879 in Westerbork werkzaam. Hij blijft organist.

Provinciale Drentsche en Asser courant 27-10-1916

1917: Het orgel wordt verzekerd voor f 3.000,- (08)

1918: In de kerkvoogdijvergadering van 26 oktober wordt besloten elektriciteit in de kerk aan te laten leggen. (08)

1921: Van 20 juni dateert een kwitantie van f 10,-, voor het stemmen van het orgel door de organist J. van Wageningen. (13)

1923: Op 15 januari een kwitantie van f 15,- door H. Thijs voor een stembeurt in 1922. (13)
Van 19 december dateert een briefkaart van orgelmaker Jan Doornbos. Hij heeft van zijn schoonzoon gehoord dat het orgel in Westerbork dringend moet worden nagezien.
Doornbos wil deze werkzaamheden graag uitvoeren. Hij verwijst naar werkzaamheden die hij de laatste tijd heeft uitgevoerd in Anloo en Godlinze. (13)

1924: Organist G. Meppelink viert zijn tachtigste verjaardag. Hij is inmiddels 60 jaar organist.

Provinciale Drentsche en Asser courant 13-05-1924

1925: Op 13 januari een kwitantie van f 15,10 door H. Thijs voor een stembeurt in 1924. (13)
In de vergadering van de kerkvoogdij op 9 maart komt de restauratie van de kerk aan de orde. Het werk wordt gegund aan de laagste inschrijver: G. de Boer uit Steenwijk. (08)
Ds. Riphagen neemt afscheid. Organist G. Meppelink leegt zijn functie ook neer. Meppelink wordt opgevolgd door mej. Boukje Westra uit Westerbork.

Provinciale Drentsche en Asser courant 14-10-1925, 03-11-1925

1926: Van 8 februari dateert een briefje van orgelmaker Van Loghem aan de kerkvoogdij. Hij bedankt voor de postwissel en vraagt of hij het jaarlijkse onderhoud kan gaan doen. Hij heeft de prijs ervoor al doorgegeven aan onderwijzer Bos, die toen in de kerk was.
Van 8 februari is een kwitantie van f 250,- van J. Van Loghem uit Kampen voor het repareren van het orgel in 1925. Op de kwitantie worden de uitgevoerde werkzaamheden vermeld: stemmen, schoonmaken en frontpijpen beplakken met bladtin. Jacob van Loghem was een medewerker van orgelmaker Jan Proper.
Op 22 april komt een rekening van f 160,- binnen van de sierschilder Jacob Por uit De Bilt. Zeer waarschijnlijk voor werkzaamheden aan het orgel.
Van 9 juni dateert een brief van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen dat een termijn van f 1000,- voor de kerkrestauratie beschikbaar wordt gesteld. De gedeclareerde f 250,- voor het repareren van het orgel telt echter niet mee voor de subsidie. (13)

1927: In de kerkvoogdijvergadering van 17 februari wordt besloten om de functies voor klokluiden, orgeltrappen, schoonmaak, beschrijven psalmbordjes te beleggen bij één persoon voor een jaarlijks bedrag. Het orgel had op dat moment dus nog geen windmotor.
In de vergadering van 17 september wordt een brief van organiste mej. A.B. Westra behandeld om haar salaris te verhogen naar f 200,- Mej. Westra wordt gewaardeerd, maar de middelen voor de verhoging zijn niet beschikbaar. (08)

1928: De restauratie van het orgel in 1925 wordt genoemd in onderstaand artikel van ds. P. van der Staay.

Provinciale Drentsche en Asser courant 23-01-1928

1929: Onderhoud orgel f 10,-(08)
Uitgave van f 160,- en f 20,- aan organiste Westra en van f 1,67 aan J. Boer voor 't licht kerkorgel. (13)

1931: Onkosten f 12,50 door Runeman uit Assen voor het orgel, f 175,- aan organiste Mej. Westera en f 160,- voor koster/ orgeltrapper/bode H. Barkhof. (13)

1933: Onkosten orgel Runeman uit Assen f 7,50 (13)

1935: Onkosten orgel Runeman uit Assen f 7,50 (13)

193x: Rapport zonder datum waarin de staat van onderhoud van het orgel wordt beschreven. Gezien de layout zal het rapport zijn opgemaakt door orgeldeskundige Kardinus Luyten.
In het rapport staat dat het orgel ongeveer 60 jaar geleden is aangekocht. Verderop in het rapport staat dat de verzekering in 1942 afloopt. Het orgel is verzekerd voor f 4.500,-. Er is nog geen elektrische windmachine. Het wordt 1x per jaar gestemd voor f 10,- door Runeman uit Assen.
Dispositie: Prestant 8', Holpijp 8', Viola di Gamba 8' (vanaf B?), Octaaf 4', Quintfluit 3' b/d, Octaaf 2', Mixtuur III-IV, Trompet 8' b/d
Stemming: '1/2 toon te hoog'.
De staat van het orgel is slecht: rammelende mechanieken, veel slijtage. Windlade is lek. Ventielen sluiten niet goed af. Grootste drie pijpen van de Prestant 8' spreken slecht aan. Van de Trompet 8' spreekt bijna geen pijp. (06)

193x: Johan van Meurs noteert de gegevens van het orgel in zijn dispositiecahier.
In een latere opmerking noteert hij de restauratie door van Vulpen, waar de Viola da Gamba wordt vervangen door een Sesquialter. (20)

Klik op de afbeelding voor een vergroting

1936: In de kerkvoogdijvergadering van 15 februari wordt besloten het salaris van de organist(e) te verlagen naar f 125,- omdat men het salaris te hoog vindt. (08)
Op 23 december besluit men toch de f 150,- te handhaven. (09)

1937: In de kerkvoogdijvergadering van 19 februari worden de taken van de koster beschreven. Een van de taken is het orgeltrappen. Er is dus nog geen windmotor geďnstalleerd. (09)

1939: Op 24 mei wordt een rapport besproken van 24 april door Kardinus Luijten.
Luijten stelt de volgende werkzaamheden voor:
 - Ruimte uit klavier en mechaniek verwijderen
 - Herstel windlade, ventielen beleren
 - Nieuwe koperen welarmen, nieuw koperdraad
 - Herstel van de balg
 - De negen grootste pijpen bijmaken om de toonhoogte een halve toon te verlagen en pijpen intoneren, egaliseren en stemmen
 - Schoonmaken
 - de Trompet vervangen door een nieuw exemplaar
 - Het kleine pedaal vervangen door een nieuw pedaal met een nieuw wellenbord
Omdat er geen geld beschikbaar is wordt het rapport voor kennisgeving aangenomen. Herstel van het orgel zou een bedrag vergen van 1150,-.
Wel wordt besloten een rekening te openen bij de Boerenleenbank. (09) (10)

1940: Op 28 februari komt het orgelfonds ter sprake.
Op 29 mei wordt een brief van orgelmaker Ruif uit Dedemsvaart behandeld. Herstel van het orgel en de blaasbalg kost f 325,- Als er ook een windmotor wordt geďnstalleerd worden de kosten f 510,-. Men vindt herstel zeer nodig maar de financiën ervoor ontbreken. Er worden in deze offerte geen wijzigingen voorgesteld alleen reparaties. Ook wordt getracht de Trompet te herstellen. Daar wordt echter geen garantie op gegeven. (09)

1942/1943: Op de kerkvoogdijvergaderingen van 22 december 1942 en 21 januari 1943 komt het onderhoud van het orgel weer aan de orde. De offerte van Ruif wordt weer besproken. Men vraagt zich af of Ruif wel materiaal beschikbaar heeft. (09)

1947
: In de vergadering van 7 januari wordt naar aanleiding van een brief van de organiste besloten het salaris te verhogen van f 150,- naar f 200,-. (09)

1950: Organiste mej. Westra krijgt een cadeau aangeboden bij haar 25-jarig jubileum.(12)
Op 17 november vraagt de kerkvoogdij of het orgel kan worden gestemd. (15)


Provinciale Drentsche en Asser courant 31-10-1950

1951: In maart wordt voor f 30,- het orgel gestemd door Meek uit Assen. (13)
Op 5 maart schrijft hulpprediker Wuis een brief aan de Hervormde Orgelcommissie (HOC) over de slechte staat van het orgel in de kerk. Het orgel is door gebrek aan geld niet goed onderhouden. Zolang er nog geluid uit komt is het goed. Wuis heeft initiatief genomen om een commissie op te richten om geld in te zamelen voor een restauratie. Het kerkkoor wil actie ondernemen. Omdat Wuis de zaak aan het rollen heeft gebracht, beschouwt men hem dan ook als technisch adviseur. Kan de HOC een adviserende rol spelen en ter plekke de situatie inspecteren. De eerste stap zou kunnen zijn een stembeurt en het installeren van een windmotor. Er wordt doorgegaan met het inzamelen van geld om het orgel te kunnen uitbreiden en te voorzien van een volledig pedaal en een uitgebreider manuaal. Misschien moeten er ook nog wat wijzigingen worden aangebracht in de registerindeling.
Op 13 maart beantwoordt de HOC de brief van hulpprediker A.H. Wuis. De HOC biedt graag zijn diensten aan en Lambert Erné zal het orgel gaan onderzoeken en een rapport schrijven. Na het onderzoek kan worden gezocht naar een orgelmaker.
Op 15 maart vraagt Wuis aan Erné wanneer hij in Westerbork langs komt om het orgel te inspecteren.
Op 16 maart schrijft Wuis aan de kerkvoogdij dat het initiatief van het kerkkoor om het orgel te laten restaureren zou moeten leiden tot het oprichten van een restauratiecommissie.
Op 19 april schrijft Wuis dat hij op verzoek van de HOC de kerkarchieven heeft doorzocht. Er was echter niets te vinden. Het door de HOC genoemde jaartal 1800 zou volgens Wuis heel goed kunnen, omdat een van de draagbalken van het plafond in de kerk het jaartal 1808 heeft. In die tijd is het schip van de kerk gewijzigd.
Op 13 juni meldt Wuis dat na het bezoek van Erné er nog geen rapport is gestuurd. Graag wat spoed, zodat er kan worden gestart met acties.
Op 10 juli verschijnt het onderzoeksrapport van de HOC. Het orgel is volgens het rapport rond 1800 gebouwd en vertoont gelijkenissen met orgels van Freytag of F.C. Schnitger. Informatie uit het archief zou meer duidelijkheid kunnen geven. De dispositie lijkt op de Viola da Gamba na origineel. Op dit plaats heeft vermoedelijke een Sesquialter gestaan. De Prestant 8' was in de discant dubbel. De verbindingen naar het front zijn echter weggehaald. Er zijn veel vergane pijpvoeten. De trompetbekers zijn in slechte staat. De bovenranden van de pijpen zijn door onoordeelkundig stemmen beschadigd. De toonhoogte van het orgel is gewijzigd door het aanbrengen van expressions. De windlade en mechanieken zijn in slechte staat. Het leer van windkanalen en de balgen is sterk verdroogd en vertoont lekkage. Het orgel is van goede makelij, heeft historische waarde en is een restauratie waard. De HOC verzoekt om een machtiging, zodat van Vulpen plannen kan maken voor een restauratie. Verwezen wordt naar succesvolle werkzaamheden van Van Vulpen in Oosterwolde, Sellingen, Klazienaveen en Exloërmond.


Tekeningen uit het archief van Van Vulpen. Kan het pedaal worden gewijzigd naar een standaard-pedaal. Is er een tweede klavier mogelijk? Klik op de afbeelding voor een vergroting

Ondertussen is een geldinzamelingsactie begonnen. De 'burgers' wordt gevraagd om een bedrag van f 2,50 - f 25,- bij te dragen. Aan de 'boeren' wordt een bijdrage gevraagd van 1/2 -2 mud graan. In aparte boekjes voor rogge en haver wordt per plaats bijgehouden wie welke bijdrage heeft geleverd. Er is een standaardbrief voor de boeren met een instructie hoe de toegezegde hoeveelheid graan af te leveren. Alle kerkleden krijgen een brief om geld of graan bij te dragen.


Ongedateerde notitie uit het archief van Van Vulpen. Klik op de afbeeldingen voor een vergroting

Op 11 juli vraagt Wuis aan Erné of hij binnenkort op een avond een toelichting kan geven op het advies van de HOC.
Op 16 juli schrijft Wuis aan de HOC dat het advies van de HOC is besproken in de restauratiecommissie. Er zijn inmiddels plannen voor een grote geldinzamelingsactie gemaakt. Kan Van Vulpen een prijscalculatie maken, zodat bekend is wat de kosten van de restauratie worden?
Op 17 juli gaat er een uitnodiging naar diverse verenigingen om een open avond op 20 juli bij te wonen waar Lambert Erné zal uitleggen hoe het met het orgel is gesteld. Op dezelfde datum gaat er ook een brief naar Erné dat ze blij zijn dat Erné wil komen. Erné meldt per briefkaart dat hij er op 20 juli kan zijn.
Op 18 juli schrijft orgelmakerij P. van Dam een brief waarin ze hun diensten aanbieden.
Op 23 juli vraagt de HOC aan Van Vulpen om een offerte uit te brengen met een begeleidende brief naar Wuis.
Aantekeningen van Lambert Erné zonder datum.
Op 11 juli antwoordt Wuis. Er wordt nu met grote spoed gewerkt om nog voor de oogst acties uit te voeren. Kan de HOC iemand sturen om ter plekke voor de bestuurders uit te leggen hoe het orgel ervoor staat? Is het mogelijk dit volgende week al te doen?
Op 17 juli meldt Wuis aan Erné dat de voorgestelde datum van 20 juli om 19:00 uur akkoord is. Kan de heer Erné voor die tijd even bij Wuis langs komen?
Op 15 augustus meldt van Vulpen dat ze aanstaande vrijdag langs willen komen om het orgel te inspecteren.
Op 22 augustus verschijnt het restauratieplan van Van Vulpen. Het restauratiebedrag bedraagt f 6.900,-
Het orgel wordt gedemonteerd en vervoerd naar de werkplaats in Utrecht.
 - De windlade wordt gedemonteerd en voorzien van nieuwe pulpeten en abstractdraden. Losse sponsels worden gelijmd, slepen worden behandeld met grafiet en pijpstokken worden uitgeregeld.
 - De mechaniek wordt opnieuw bevilt. Er komen nieuwe welsarmen.
 - Het klavier wordt opnieuw ingevoerd. Het ivoren toetsbeleg wordt aangevuld en gebleekt. De omlijsting van het klavier wordt gerestaureerd. Beschadigde registerplaatsjes worden bijgewerkt. Het pedaalklavier wordt gerestaureerd en opnieuw bevilt.
 - Het schapenleer van de balgen wordt deels vervangen evenals verwormde delen.
 - De houten koppen van de Trompet worden vervangen als ze zijn verwormd. De losgelaten lijmnaden worden opnieuw verlijmd.
 - Beschadigd pijpwerk wordt in de goede vorm teruggebracht en de bovenranden worden vervangen als ze zijn gescheurd.
  -Het front wordt schoongemaakt en gebladderde tinfoelie wordt vervangen. De niet gebruikte pijpveldjes van de Prestant worden weer aangesloten met loden conducten. Verzakte voeten worden hersteld.
 - De Gamba 8' wordt vervangen door een nieuwe Sesquialter III. Het metaal van de Gamba levert f 3,50 per kg op.
 - Er komt een elektrische windvoorziening van het merk Meidinger in een dempkist.
 - Na terugplaatsing herintoneren en stemmen.
 - Het orgel kan 9 maanden na het verstrekken van de opdracht worden opgeleverd.
Op 7 september schrijft de HOC aan de kerkvoogdij over de resultaten van het uitgevoerde archiefonderzoek in het Rijksarchief in Assen. Het orgel is op 13 juli 1862 in gebruik genomen en geplaatst door Van Oeckelen. De aanschafkosten waren f 1.200,-, betaald in 2 termijnen in 1862 en 1863. Het salaris van de organist was f 25,-
Ook wordt gemeld dat voordien nooit een orgel aanwezig is geweest. In 1795 stonden er in Drenthe maar 7 orgels. Het bericht dat Van Oeckelen het orgel gemaakt heeft is beslist onjuist. Het orgel moet afkomstig zijn uit een kerk waar hij een nieuw orgel heeft geplaatst. De HOC blijft proberen de herkomst van het orgel te achterhalen. De offerte van Van Vulpen is correct en qua prijs billijk.
In het archief van Lambert Erné is een kladje te vinden, met aantekeningen van vermoedelijk zijn archiefbezoek in Assen.
Op 26 september beantwoordt Wuis de brief van de HOC van 7 september, met gegevens over het orgel. Het restauratiebedrag valt erg hoog uit. Kan er op de restauratie worden bespaard en kunnen er offertes worden aangevraagd bij andere orgelmakers zoals bv. Van Dam, Reil en Van Leeuwen?
Op 2 oktober schrijft de HOC aan Wuis dat de brief van 26 september is ontvangen. De HOC zal de mogelijkheden tot een besparing op de werkzaamheden bespreken. De offerte van Van Vulpen is zeer billijk. Offerte aanvragen bij een andere orgelmaker is mogelijk. Dit kost echter wel f 50,-. De door Westerbork genoemde orgelmakers Van Dam en Reil kan de HOC niet aanbevelen. Beter is Van Leeuwen.
Op 25 oktober schrijft Wuis? aan pianofabriek Hahn in Vries dat hij van hun pianostemmer heeft gehoord dat Hahn ook orgels restaureert. Is dit inderdaad het geval dan zou een Hahn een bezoek moeten brengen aan de kerk voor het uitbrengen van een offerte. Op dezelfde datum vraagt Wuis aan de HOC hoe het staat met de vraag omtrent een besparing op de kosten. Ook vraagt hij naar de gang van zaken rond offertekosten
Op 25 oktober beantwoordt de HOC de brief van Wuis van 26 september. Een inkrimping van werkzaamheden heeft geen zin. Later moeten deze werkzaamheden toch worden uitgevoerd en zullen ze alleen maar duurder uitvallen.
Op 6 november schrijft de HOC aan Wuis dat een beperking van de werkzaamheden geen zin heeft. De orgelmaker heeft recht op een vergoeding bij het maken van een offerte. Een beslissing hangt af van het advies van de HOC.
Op 16 november schrijft de orgelcommissie aan de HOC dat men heeft besloten dat ook Van Leeuwen een offerte kan indienen.
Op 13 december geeft de HOC opdracht aan Van Leeuwen om een offerte uit te brengen.
Ongedateerde brief van het provinciaal college van toezicht op de Hervormde Kerk in Drenthe omtrent de financiering van de restauratie. (06) (10)


Foto uit het Archief van orgelmaker Van Vulpen

Er is inmiddels f 5.769,- ingezameld.

Provinciale Drentsche en Asser courant 19-09-1951

1952: Onderhoud orgel op 24 maart voor f 24,50 door Meek uit Assen. (13)
In de begroting voor dit jaar wordt uitleg gegeven over de uitgaven voor de orgelrestauratie (12)

Klik op de afbeelding voor een vergroting

Op 23 januari meldt Van Leeuwen dat hij op 30 januari naar Westerbork komt om het orgel te onderzoeken voor het kunnen uitbrengen van een offerte.
Blijkbaar is de eerste afspraak niet gelukt. Een nieuw bezoek is gepland op 8 of 9 februari.
Hulpprediker Wuis schrijft op 3 maart aan de HOC dat er nog geen antwoord is op de vraag of ook Van Leeuwen een offerte kon uitbrengen. Deze offerte blijkt er inmiddels te zijn maar is nog niet doorgestuurd. Graag spoed, omdat Wuis per 1 april een beroep heeft aangenomen naar Friesland en graag wil dat dan de opdracht voor restauratie is verstrekt.
De HOC stuurt op 12 maart de offerte van Van Leeuwen naar de kerkvoogdij. Qua kosten is de offerte ongeveer gelijk met Van Vulpen. De offerte van Van Vulpen is inclusief het herstel van de kas. Deze is bij Van Leeuwen niet inbegrepen.
De werkzaamheden verschillen behoorlijk met de door van Van Vulpen voorgestelde werkwijze:
 - Aanbrengen van het VEKA-sleepsysteem.
 - Vervangen van het oude pedaal van C-d door een nieuw pedaal van C-d'
 - De Viola da Gamba vervangen door een Quintadeen 8'
 - De Trompet 8' vervangen door een Sesquialter II-III
Op 26 maart schrijft de restauratiecommissie aan de HOC dat de commissie haar taak heeft voltooid. Binnenkort kan de opdracht tot restauratie worden verwacht.
Op de kerkvoogdijvergadering van 8 april wordt de offerte van Van Vulpen voor de restauratie van het orgel besproken. De restauratie zal een bedrag vergen van f 6.900,- Het orgel wordt vervoerd naar de werkplaats in Utrecht. De huisvestingskosten van de orgelmakers in Westerbork vallen buiten dit bedrag en zijn voor rekening van de kerk. Er wordt besloten de opdracht aan Van Vulpen te gunnen. Overlegd moet worden wanneer de restauratie kan beginnen en hoe lang het orgel niet bespeelbaar is.
Een rondgang door de gemeente heeft een bedrag opgebracht van f 5.500,- De kerkenraad heeft een fonds van f 1.970,- beschikbaar. Er is dus nog een tekort van f 250,- Dit bedrag wordt door de kerkvoogdij gefinancierd.
Op 18 april vraagt de kerkvoogdij aan Van Vulpen wanneer er een gesprek kan plaatsvinden over de restauratie van het orgel.
Op 1 mei schrijft Van Vulpen dat ze aanstaande woensdag een bezoek aan Westerbork willen brengen.
Op 10 mei schrijft de kerkvoogdij aan de HOC dat ze de restauratie laten uitvoeren door Van Vulpen onder toezicht van de HOC.
Op 13 juni schrijft de HOC aan Van Vulpen of zij aan de kerkvoogdij van Westerbork kunnen bevestigen dat het orgel hoogstens 2 maanden buiten dienst is en voor Kerst van 1952 weer bespeelbaar is. (06)
Op 10 juli schrijft Van Vulpen aan de kerkvoogdij dat ze al op 23 juli kunnen beginnen met de restauratie vanwege stagnatie van werkzaamheden elders. (15)
Op 12 juli schrijft de kerkvoogdij aan Van Vulpen dat ze op 23 juli kunnen beginnen met de restauratie van het orgel. (15)
Op 15 juli schrijft Van Vulpen dat ze binnenkort naar Westerbork komen. Kan het bedrag van de eerste termijn dan ter plekke worden betaald?
Op 24 juli bevestigt Van Vulpen de betaling van de rekening van de 1e termijn van f 2760,-
Op 15 augustus schrijft Van Vulpen aan hulppredikant Wuis dat ze aanstaande vrijdag naar Westerbork komen.
Betaling van de eerste termijn in het kasboek en een uitgave van f 70,15 voor 'personeel restauratie kerkorgel'. (13)
Op 28 oktober vraagt de kerkvoogdij aan Van Vulpen wanner het orgel weer naar Westerbork komt. (15)
Op 29 oktober meldt Van Vulpen dat ze op 10 november met het orgel naar Westerbork komen om met de opbouw te beginnen. Kan er voor logies worden gezorgd? (15)
Op 10 november meldt Van Vulpen de betaling van de rekening van de 2e termijn van f 2.070,- (13, 17)
Op 14 november meldt Van Vulpen dat medewerkers van Van Vulpen op 1 december naar Westerbork komen om met de werkzaamheden te beginnen. (15)
Op 22 november schrijft de kerkvoogdij aan Van Vulpen dat ze teleurgesteld zijn dat er nog niet met de opbouw van het orgel is begonnen. Wordt de opleverdatum van Kerst wel gehaald? (15)
Betaling 2e termijn aan Van Vulpen in het kasboek van de kerk.
Uitgaven van f 100,-(1-5 december en 8-12 december) en f 25,15 voor logies van de orgelmakers. (13)

1953: Uitgaven voor huisvesting orgelmakers van 15-20 december voor f 60,15 (13)
Op 21 januari een brief van de kerkvoogdij aan van Vulpen dat de orgelmakers zich nog niet in Westerbork hebben laten zien. De geplande opleverdatum was Kerst 1952.
Op 22 januari schrijft Van Vulpen dat de opleverdatum van december inderdaad niet gehaald is. Ziekte van de beste pijpenmaker was de oorzaak. Een orgel als dat in Westerbork verdient deze pijpenmaker.
Op 26 februari schrijft Van Vulpen dat op 9 maart werknemers naar Westerbork komen om de restauratie voort te zetten.
Op 7 maart meldt van Vulpen dat de pijpen naar Westerbork zijn verzonden. Bij navraag blijkt dat ze pas een week later aankomen. De orgelmakers komen op 16 maart naar Westerbork.
Op 8 maart schrijft de kerkvoogdij aan van Vulpen dat men zich zorgen maakt omtrent de voortgang van de restauratie. (15)
Uitgaven van f 100,- f 35,- f 15,- en f 90,- voor het huisvesten van orgelmakers in maart en april
Ook in mei, juni en juli uitgaven van f 100,-, f 110,- en f 170,- voor de huisvesting van orgelmakers.
Brief van Van Vulpen aan de kerkvoogdij als antwoord op een brief van 31 juni van de kerkvoogdij. Door ziekte en uitlopende andere werkzaamheden is de opleverdatum van Kerst 1952 niet gehaald.
Op 13 juli stuurt Van Vulpen een rekening van f 853,- voor de laatste termijn.
In het kasboek een aantal uitgaven voor de ingebruikname :
 - kostgeld huisvesting f 60,-
 - 2 laatste termijn voor Van Vulpen van f 1035,- en f 835,-
 - Circulaires? W. Beereboom inwijding orgel f 21,85
 - Porto circulaires inwijding orgel f 11,06
 - Kosten organist inwijding orgel f 16,-
 - Kostgeld orgelmakers f 60,-(13)
Overzicht van de betalingen van totaal f 6770,15 aan van Vulpen en de kosten van de ingebruikname.
Uitnodiging voor de ingebruikname van het orgel in de zondagsdienst op 19 juli door dhr. Wuis, de vroegere hulpprediker van Westerbork. Het orgel wordt bespeeld door een deskundige (Lambert Erné?) van de HOC.
Op 10 september een kwitantie van Van Vulpen voor het ontvangen van de derde termijn van f 1.035,- (06) (10)
Op 11 november een briefkaart van de kerkvoogdij aan van Vulpen dat er per ongeluk een snoer is meegenomen. (15)
Op 21 december schrijft Van Vulpen dat een vermist elektrisch snoer in een koffer bij Van Vulpen blijkt te zitten. Het zal worden terugbezorgd. (15)

1954: Van 19 februari dateert een rekening van f 428,- van de HOC voor hun advieswerk, samen met een begeleidende brief. (10)
In augustus weer uitgaven voor het orgel:
 - H. Nijlunsing bekleding voor het orgel (gordijntjes?) f 115,34
 - Orgelcommissie Hervormde kerk f 458,-
 - H. Greving nota restauratie orgel f 37,33 (13)

1955: Op 19 februari schrijft de kerkvoogdij aan organiste mej. Westra dat er hogere eisen zullen worden gesteld aan de organist en dat ze daaraan kan voldoen door zelfstudie.
Op 21 februari meldt organiste mej. Westra dat ze met ingang van 1 maart ontslag neemt. Ze is vanaf 1925 organiste geweest.
Op 2 maart stuurt de kerkvoogdij een bedankbrief naar mej. Westra voor 28 jaar als organiste.
Op 14 april schrijft de kerkvoogdij aan de gemeente dat het kerkportaal wordt gebruikt als rommelhok. Vooral de ladder naar de toren is ontsierend. Is het niet mogelijk vanaf het orgelbalkon een deur naar de toren te maken? Onder de orgelgalerij kan dan een bergplaats worden getimmerd voor opslag.
Op 30 juni een rekening van Van Vulpen voor het vervallen van de garantiesom na de restauratie van f 220,- Ook een rekening voor een stembeurt van f 64,-
In de vergadering van de kerkvoogdij van 15 juli wordt gemeld dat het orgel voor f 12.000,- is verzekerd. Dit bedrag vindt men te laag en het bedrag wordt verhoogd naar f 15.000,- (10)
Op 6 augustus schrijft Van Vulpen dat het orgel op 18 of 19 augustus wordt gestemd. (15)
Op 26 november schrijft de kerkvoogdij aan het Bureau Monumentenzorg van Drenthe (BM). De restauratie van het orgel is uitgevoerd door Van Vulpen.
Kosten: Aanneemsom f 6.900,-, pensionkosten orgelbouwers f 1003,60, Honorarium en kosten orgelcommissie f 428,-, andere uitgaven f 203,58.
De restauratie is niet gesubsidieerd omdat het orgel niet op de monumentenlijst staat. De financiering is gedaan uit vrijwillige bijdragen van f 5.500,- een kerkopbouwfonds van f 1.970,- en het restant is geleend. (16)

1956: Op 26 januari schrijft het BM dat de dienst contact heeft gehad met de Rijksdienst voor Monumentenzorg. De rijksdienst is verkeerd ingelicht en het orgel had op de monumentenlijst moeten staan. De dienst zal zich inspannen om alsnog achteraf subsidie te laten verlenen.
Op 3 februari stuurt de kerkvoogdij een plan voor de verbetering van het interieur van de kerk naar het ministerie. In de jaren '20 is de kerk gerestaureerd, maar van binnen werd er alleen een 'verfje' gegeven.
'Het fraaie orgel met dito orgelkast dateert uit het laatst van de achttiende eeuw en wordt toegeschreven aan de vermaarde orgelbouwers F.C. Schnitger en Freytag. Het is in 1862 tweedehands aangekocht en wordt op de lyst van de monumenten in Drenthe niet vermeld. Nu is juist deze lyst een van de meest summiere (om het vriendelijk uit te drukken) van den lande. Dit fraaie orgel had er zeker op moeten staan.'
Hierdoor is het verlenen van rijkssubsidie niet mogelijk. De kerkvoogdij heeft toen het orgel voor f 8.655,18 op eigen kosten laten restaureren.
Is het mogelijk een subsidie te verkrijgen op het verbeteren van het interieur? De banken kunnen worden vervangen door stoelen, waardoor er een middenpad kan ontstaan en de doorkijk vanuit de hoofddeur naar het koor verbeterd wordt.
Als er subsidie wordt verleend voor de verbetering van het orgel heeft de gemeente meer armslag voor het verbeteren van het interieur. (16)


Bijlagen van de Handelingen der Generale Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk ten jare 1956


1957: Op 4 februari schrijft het BM at ze ook de voordelen zien om de banken te vervangen door stoelen.
Op 30 april schrijft predikant Kloosterman aan het BM dat op zaterdag 20 april de rijksorgeladviseur dhr. Oussoren het orgel heeft geďnspecteerd. Hij was zeer lovend over de toestand van het orgel en de restauratie van vijf jaar geleden. Is het mogelijk dat de dienst alsnog probeert subsidie te verkrijgen? (16)
Op 25 juni meldt van Vulpen dat de stemmers in de buurt zijn. Komt het gelegen en is het mogelijk logies voor 2 personen te verzorgen?
Op 4 juli schrijft Van Vulpen dat het niet is gelukt het orgel te stemmen. (15)

1958: Op 20 september vraagt de kerkvoogdij aan van Vulpen of het orgel kan worden gestemd. Graag contact opnemen met de organiste mej. Zweers.
Op 4 november schrijft van Vulpen dat er binnenkort wordt gestemd.
Op 8 december schrijft van Vulpen aan organiste mej. Zweers. De orgelstemmers komen deze week. Kan zij ervoor zorgen dat de kerk is verwarmd? (15)

1959: Op 21 januari vraagt de kerkvoogdij het ministerie om subsidie voor de reeds uitgevoerde restauratie van het orgel voor f 8.574,27 en de vernieuwing van het kerkdak voor f 2.933,41. Voor 1959 is een verbetering van de verwarming en een vervanging van de banken gepland. Deze kosten worden geschat op f 20.000,-. Toegevoegd is een kostenoverzicht van de restauratie van het orgel en de reparatie van het dak.
Op 14 mei kent het ministerie een subsidie van f 3.000,- toe voor de restauratie van het orgel. Geadviseerd wordt ook verzoeken voor subsidie in te dienen bij de provincie en de gemeente.
Op 6 juni dankt de kerkvoogdij dhr. Helbers van het BM voor zijn inzet om subsidie te krijgen. (16)


Nieuwsblad voor Beilen 29-05-1959, Provinciale Drentsche en Asser courant 02-09-1959 (Raadsvergadering Westerbork), Nieuwe provinciale Groninger courant 23-05-1959

Op 14 mei zegt het ministerie van OKW een subsidie te willen van f 3.000,- hoewel de aanvraag te laat is ingediend.
Op 30 mei wordt de kerkvoogdijkamer om toestemming gevraagd een subsidie van f 3.000,- aan te vragen bij het Rijk. Dhr. Helbers van het BM heeft er voor gezorgd dat het orgel is toegevoegd aan de monumentenlijst en er dus achteraf subsidie kan worden aangevraagd.
Op een notitie van 11 juni voor de restauratie van het interieur is het volgende vermeld: 6. Omlijsting orgel verwijderen en onder 7. galerij voorkant opverven. Onder 8. kerkenraadskamer afbreken
De kerkvoogdijkamer van de Hervormde Kerk geeft op 27 juni toestemming een subsidie van f 3.000,- aan te vragen bij het ministerie. Op dezelfde dag stuurt de kerkvoogdij een brief naar gedeputeerde staten van Drenthe en de gemeente Westerbork om een subsidie voor het orgel aan te vragen. Omdat het orgel achteraf op de monumentenlijst is opgenomen is het rijk alsnog bereid een subsidie van f 3.000,- te verlenen. Op grond hiervan wordt nu ook een subsidie van provincie en gemeente aangevraagd. Ook zijn er plannen de kerkverwarming te verbeteren.
Op 21 juli worden de nodige documenten bij het Ministerie ingediend voor het verkrijgen van de subsidie van f 3.000,-.
Op 2 oktober meldt het ministerie dat het subsidiebedrag van f 3.000,- wordt overgemaakt. (06) (10)


Foto: nr. MZ13012000226 10-09-1959 (21) (Klik op de foto voor een vergroting) Het orgel tijdens de kerkrestauratie. De afdekking laat zeer te wensen over.


Nieuwsblad voor Beilen 28-08-1959, Nieuwsblad voor Beilen 04-09-1959, onbekende krant 24-09-1959


Provinciale Drentsche en Asser courant 24-09-1959

1960: Provinciale staten van Drenthe doen op 29 januari een vooraankondiging van een mogelijke subsidie. (10)
Op 24 februari stuurt van Vulpen een nota voor een stembeurt en het schoonmaken van het orgel als gevolg van de kerkrestauratie. (15)
Het provinciebestuur van Drenthe meldt op 19 augustus dat een subsidiebedrag van f 1.286,14 is uitbetaald. (10)
Op 28 september vraagt de kerkvoogdij aan het ministerie subsidie voor het vervangen van de goten. In deze brief wordt opgesomd wat er gedaan is tijdens de restauratie van het kerkinterieur. Deze werkzaamheden zijn uit eigen middelen gefinancierd.
a. het weder aanbrengen van trede en koorverhoging
b. het heropenen van de spaarbogen
c. het wegnemen van de kerkbanken
d. het geheel opnieuw leggen en beleggen der vloer met plavuizen
e. staat : 'Het verwijderen van een ontsierende betimmering boven de orgelgalerij'. (Dit ging om een soort kerkenraadskamer en/of domineeskamer)
f. het schoonmaken en herstellen van de eiken preekstoel en voorlezersbank, alles uit het jaar 1889
g. het gedeeltelijk vernieuwen van de bepleistering (16)


Ansichtkaart na 1960

1963: Op 26 maart schrijft de kerkvoogdij dat de balgen lek zijn geworden door de heteluchtverwarming. Is er een systeem dat de luchtvochtigheid op peil kan houden en wat zijn de kosten? (15)

1964: Op 14 juli stuurt het schildersbedrijf P.J. Revet & Zonen een rekening van f 352,48 voor 'Marmerschilderwerk t.b.v WESTERBORK'. Onduidelijk is waarvoor dit plaats vond.

1965: Op 25 mei een briefje naar Van Vulpen voor een stembeurt.
Op 21 juli vraagt de kerkvoogdij wat er te doen is aan het uitdrogen van het orgel door de heteluchtverwarming. (15)
Op 27 augustus antwoordt van Vulpen dat het orgel inderdaad zeer te lijden heeft van de heteluchtverwarming. Dit heeft al geleid tot enkele reparaties. Van Vulpen waarschuwt voor een te lage vochtigheid en wil graag inlichtingen omtrent het stookgedrag en de bevochtiging. (10)

1967: Lippe van den Brug uit Drachten wordt Aangesteld als cantor-organist na een uitgebreide sollicitatieronde. De Commissie voor de kerkmuziek heeft de sollicitatieprocedure ondersteund. Op een advertentie in Hervormd Nederland reageren 15 sollicitanten. (10)
Op 6 september vraagt de kerkvoogdij aan Van Vulpen het orgel te stemmen, omdat het stookseizoen nadert. Organist van der Brug vraagt of het pedaal kan worden uitgebreid tot een volledig pedaal. Mag dit en zo ja wat zijn de kosten.
Notitie van 8 september door van Vulpen over de vraag over het pedaal. Er is advies nodig van Cor Edskes. Omdat organist van der Brug al weer is vertrokken volgt er geen actie. (15)

1968: Op 8 april schrijft van Vulpen dat bij een bezoek van de stemmer is gebleken dat het orgel zeer heeft geleden van de droogte in het kerkgebouw tijdens het stookseizoen. Het is provisorisch weer hersteld. Graag contact opnemen met Erné omtrent herstel.
Op 30 april vraagt de kerkvoogdij Erné om raad omtrent de ontstane situatie.
Op 4 mei schrijft Erné dat hij graag adviseert en stelt voor een rapport te maken en de subsidiemogelijkheden te onderzoeken.
Op 29 oktober verzoekt de kerkvoogdij Erné stappen te ondernemen voor de restauratie.
Op 18 november beantwoordt Erné de brief en vraagt of er een inventarislijst is van het archief. Hij wil ook weten of het archief zich in Assen of Westerbork bevindt. Een voormalig predikant zou een stuk hebben geschreven over de kerk. Is dit bekend?
Aantekeningen door de kerkvoogdij van Westerbork?
 - De documenten van de hulppredikant (Wuis?) zitten in de kluis.
 - De subsidieaanvragen uit 1952 en 1953 zitten deels in het lopende archief en deels in de rekeningstukken van 1952 en 1953.
 - Als het contract met Van Vulpen niet in het lopende archief zit, zou het aanwezig kunnen zijn bij de orgelcommissie.
 - Het stuk waar Erné op doelt zal een krantenartikel zijn. Dat zit ook in het archief.
 - Het orgel staat niet op de voorlopige monumentenlijst. Dhr. G.C. Helbers (directeur van het Drents museum tot 1967) heeft er voor gezorgd dat het orgel bekend is bij monumentenzorg. (06) (10)

1969: Op 3 juni schrijft D. Deinum aan Erné dat het orgel in 1951 is gerestaureerd. Hij sluit enkele documenten over het orgel in.
Op 10 juni vraagt Erné weer aan de kerkvoogdij naar het archief van de kerk om de herkomst en bouwtijd van het orgel te onderzoeken. Dit is van belang voor het verkrijgen van subsidie.
Als antwoord op de brief van 3 juni een niet complete brief van de HOC? waarin opeens wordt geschreven dat het orgel rond 1900 zou zijn aangekocht. Er wordt weer gevraagd om inzage van het archief.
Blijkbaar is men de resultaten van het archiefonderzoek kwijtgeraakt. (06)

197x: In de notulen komt het vinden van een organist regelmatig aan de orde. Men adverteert in de krant, maar krijgt niet of nauwelijks reacties. Diverse organisten nemen de diensten waar.

1981: Op 2 april brengt de HOC een rapport uit over de toestand van het orgel.
Het orgel wordt gedateerd in de 2e helft van de achttiende eeuw. De factuur wijst op een orgelmaker uit het noorden van Nederland. Het orgel is nog behoorlijk oorspronkelijk. De toestand van het orgel is slecht. Oorzaak is uitdroging door de heteluchtverwarming. Het pijpwerk is aan de bovenranden zeer beschadigd. Het is zeer zinvol het orgel te restaureren mits de verwarming sterk verbeterd. Binnenkort verder onderzoek van het orgel door Aart van Beek en O.B. Wiersma. De toonhoogte van het orgel is een halve toon boven normaal. Dit zou kunnen worden opgelost door een oplegklavier.
Op 14 april schrijft ds. Poortman van Westerbork aan de Hervormde Kerk in Burgh (Zeeland). Daar staat een soortgelijk orgel (zie ook Klazienaveen-Noord Veenkerk) als dat van Westerbork. Van bekenden had hij gehoord dat in Burgh een soortgelijk orgel zou staan. Kan men gegevens over dit orgel leveren? (07)
Op 24 juli belt rijksorgeladviseur met het Bureau Monumentenzorg (BM). Klopt het dat Klaas Bolt adviseur is en dat Reil de restauratie uitvoert? (16)
Na enige tijd komt antwoord uit Burgh. Het orgel vertoond inderdaad overeenkomsten. Ze wijzen door naar de HOC. Als bijlage sturen ze een overzicht van de historie van het orgel.
Op 12 oktober wordt er een taakomschrijving van de orgelcommissie gemaakt. Voornaamste doel is de financiering van de restauratie. Ook begeleidt de commissie de restauratie en zorgt voor de installatie van een beter verwarmingssysteem. (07)


1982: Klaas Bolt ontdekt dat het orgel stamt uit 1726 van de orgelmaker Christiaan Müller en oorspronkelijk is gebouwd voor de kerk van Beetgum in Friesland.
Hier wordt een theorie uitgewerkt dat het oudere pijpwerk afkomstig zou zijn uit het oude orgel van de Grote Kerk in Leeuwarden dat is vervangen toen Christiaan Müller een nieuw orgel bouwde.

Reformatorisch Dagblad 18-12-1982


Onbekende krant

Op 16 januari wordt subsidie aangevraagd bij het ministerie. Er is nog geen kostenbegroting, maar de kosten zullen waarschijnlijk de f 100.000,- te boven gaan.
Op 26 januari schrijft het BM dat de provincie pas subsidie geeft als het rijk subsidie heeft toegezegd.
Op 8 mei stuurt Klaas Bolt de offerte van orgelmaker Albert de Graaf door naar de kerkvoogdij. De kosten worden begroot op ongeveer f 150.000,-.
Op 8 juni stuurt het BM een kostenraming van f 16.520,- voor het herstel van de balustrade van de orgelgalerij.
Op 17 juni vraagt de kerkvoogdij subsidie aan bij de provincie vanuit het ISP-fonds. Een verzoek aan het ministerie is afgewezen vanwege gebrek aan middelen. De begroting van orgelmaker A.H. de Graaf geeft aan dat de kosten de f 150.000,- zullen overschrijden.
Op 18 juni maakt de directeur van het BM dhr. Corneille F. Janssen een raming voor het verbeteren van het orgelbalkon. De kosten worden geschat op f 16.250,- De omschrijving van de werkzaamheden is nogal vaag, waardoor niet duidelijk is of de posten betrekking hebben op de balustrade of op het orgel.
Op 30 juni schrijft het BM dat voor het verkrijgen van subsidie een restauratieplan door een erkend orgeladviseur nodig is.
Op 3 juli stuurt de kerkvoogdij een restauratieplan van 8 mei en een bijgewerkte versie uit juni van orgelmaker Albert de Graaf naar het BM.

Plan 1:
Windvoorziening: De 3 balgen worden gedemonteerd en opnieuw beleerd. De verdwenen terugslagkleppen keren terug. Tussen de windmachine en de drie balgen komen drie afsluiters. De pompinstallatie wordt weer hersteld. De tremulant wordt hersteld en krijgt een nieuwe bladveer. De motor en de balgen krijgen een omkisting door de plaatselijke timmerman.
Windlade: De windlade wordt in de werkplaats geheel uit elkaar genomen en hersteld. Ook de pijproosters worden hersteld.
Mechaniek: Er dient nog te worden bepaald of de bestaande toestand wordt gereviseerd of dat de oude toestand volledig wordt gereconstrueerd.
Klaviatuur: De leren bevoering van het klavier bij de geleidepennen wordt verwijderd. De ontstane ruimte wordt met stukjes hout opgevuld. Het beleg wordt gerestaureerd en aangevuld. De niet originele klavieromlijsting wordt hersteld naar het profiel wat nog op de orgelkas te zien is. De registerplaatsjes uit 1951 worden vervangen door plaatjes in een bijpassende stijl.
Pijpwerk: Nieuw pijpwerk voor de Sesquialter en het groot octaaf van de Mixtuur uit 1951. Het oude pijpwerk voorzichtig herstellen. Voetopeningen terugbrengen naar de oorspronkelijke grootte. Onderzoek of de tongen van de Trompet nog origineel zijn. Intonatie terug naar de oude klank. Inventarisatie en opmeten van het pijpwerk. Als de pijpen verlengd moeten worden zullen de stukken die in 1951 zijn opgebracht verwijderd worden en vervangen door nieuwe in dezelfde legering als de oude pijpen. Onderzocht wordt hoe het aanzien van de frontpijpen verbeterd kan worden. In het uiterste geval worden ze voorzien van nieuw tinfolie.
Orgelkas: Deze blijft ongewijzigd. Herstel van beschadigingen.
De totale kosten bedragen f 119.620,- Verblijfkosten worden geschat op f 2.000,-

Plan 2:
In het tweede plan wordt genoemd dat het orgel door Christiaan Müller is gemaakt en dat het gaat om een instrument waarbij delen van een ouder instrument zijn hergebruikt.
De restauratiekosten worden hier geschat op f 153.557,- Daarnaast is er een stelpost van f 5.000,- voor de bekisting van de windmotor en het balgenhok en van f 15.000,- voor schilderwerk aan de orgelkas.
Afwijkingen met het eerste plan: De tractuur wordt in oude stijl gereconstrueerd. Het pijpwerk wordt geďnventariseerd en opgemeten. Herstel oorspronkelijke toonhoogte door het verlengen van het pijpwerk. Nieuwe tinfolie op de frontpijpen.

Op 4 augustus maakt het BM een totaalopstelling van de kosten en komt tot een bedrag van f 190.077,-
Op 20 augustus vraagt het Anjerfonds advies aan het BM.
Op 25 augustus zegt de provincie 10% subsidie toe mits het rijk ook subsidie toezegt. Een financiering vanuit de ISP is niet mogelijk.
Op 31 augustus schrijft het BM dat het orgel een belangrijk instrument van Christiaan Müller is. Met het geven van een bijdrage zou gewacht kunnen worden op de toezegging van het rijk, zodat een financieringsgat opgevuld kan worden.
Uit dit jaar dateert ook een flyer voor de financiering van de restauratie. Deze flyer maakt deel uit van een actieplan (klad).
Op 9 december stuurt Klaas Bolt informatie met een vergelijking van restauratieprijzen omgerekend naar een prijs per register. (07) (16)


Het Orgel 1983-01

1983:
Op 2 februari gaat er een aanvraag voor subsidie naar het Prins Bernardfonds. Men zoekt financiering voor de nog ontbrekende f 35.000,-
Op 15 februari gaat er een soortgelijke brief naar het W.A. Scholtens fonds. In deze brief wordt ook de kerkrestauratie meegenomen. Ook het Kammingafonds wordt aangeschreven.
Op 10 maart bedankt de kerkvoogdij het Prins Bernardfonds voor de subsidie van f 18.000,-.
Er worden concerten georganiseerd ten bate van de restauratie. Een voorbeeld is een concert op 6 april door het Wiener Schubert-duo.
Op 24 juni schrijft Klaas Bolt aan de kerkvoogdij het geen zin heeft op basis van de afwijzing van de subsidie op 16 januari met een meer gedetailleerd plan te komen. De rijksorgeladviseur orgelzaken O.B. Wiersma wordt door Bolt op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen in Westerbork.
In juni een conceptbrief aan Monumentenzorg met daarin een specificatie van alle kosten.
Op 3 juli stuurt Klaas Bolt de offerte van De Graaf naar de kerkvoogdij. In de bijbehorende brief meldt Bolt dat hij archiefonderzoek heeft gedaan, maar daar niets extra's heeft gevonden. Wel is nu bekend wie het orgel in de periode 1726-1860 hebben onderhouden. Ook is een wapen bijgesloten van de familie Schwartzenberg. Waarschijnlijk heeft dit in de balustrade in Beetgum gestaan, maar het is helaas niet meer aanwezig. De offerte bestaat uit 2 gedeelten. In het ene gedeelte een volledige restauratie en in het andere gedeelte een minimale restauratie om het orgel weer goed bespeelbaar te maken.
Speciale posten betreffen het pijpwerk. Het pijpwerk wordt verlengd. Het pijpwerk uit 1951 blijft gehandhaafd, maar wordt aangepast aan de intonatie van het oude pijpwerk. Het 1 1/3 voets koor van de Sesquialter wordt verschoven naar 2 2/3. De bovenste pijpvelden van het front worden niet aangesloten als dubbelkoor van de Prestant 8'.
Op 9 augustus wordt een nieuw verzoek om subsidie naar de provincie gestuurd.
Op 12 augustus wordt een plan ingediend bij de provincie voor de bouw van een consistorie (f 170.000,-), Kerkexterieur (f 90.000,-), Tweede fase kerkinterieur (f 290.000) en orgel (f 160.000). Er komen al vele jaren opmerkingen van de monumentenwacht over de onderhoudsstaat van de kerk. Voor het orgel is al een plan ingediend. Ook de orgelgalerij dient te worden hersteld. Er moet een bekroning komen van de zuilen onder de orgelgalerij. De drie balgen dienen te worden omtimmerd en de orgelkas hersteld. Het predikantskamertje onder de orgelgalerij zal in eigen beheer worden afgebroken.
Op 23 augustus wordt een subsidieaanvraag gedaan bij het orgelfonds Mooy.
Van 18 augustus dateert een notitie van Klaas Bolt van een gesprek dat hij heeft gehad met orgelmaker Albert de Graaf. In het late najaar van 1983 heeft hij tijd. Slapen in de pastorie is akkoord. Voor 1984 nog geen werkzaamheden gepland.
Hij heeft een leenorgel beschikbaar dat in een halve dag opgebouwd kan worden. Bij de restauratie blijven de kas en het pijpwerk in Westerbork en worden ter plekke gerestaureerd.
Op 22 augustus vraagt de kerkvoogdij bij Monumentenzorg aandacht voor de restauratie. Op een totaalbedrag van f 178.000,- is er nog een tekort van f 36.000,-. Is er een restfinanciering mogelijk?
Op 1 september dankt de kerkvoogdij de vrouwenverenigingen van Westerbork, Elp, Witteveen en Orvelte voor de acties die zij hebben gehouden. Er is nu voor de derde keer een bedrag geschonken. Het laatst bijgedragen bedrag is f 6.000,-.
De kerkenraad heeft inmiddels besloten dat de restauratie in 1984 kan beginnen.
Op 1 september adviseert het BM de provincie. De nieuwbouw is niet subsidiabel. De andere posten zijn voor het grootste gedeelte subsidiabel. (07) (16)

Van 1983 dateren ook twee niet gerealiseerde tekeningen van het interieur van de kerk. Klik op de afbeelding voor een vergroting

In september 1983 schrijft Klaas Bolt een rapport.
Archiefonderzoek heeft aan het licht gebracht dat het orgel door Christiaan Müller en Michael Schwartzburg in 1726 is gebouwd voor de Hervormde kerk van Beetgum.
Het orgel is gebouwd met gebruikmaking van veel materiaal uit de zeventiende eeuw. Het meeste pijpwerk dateert uit de zeventiende eeuw. Het orgel had oorspronkelijk een kort octaaf.
Müller bouwde het kort octaaf om naar een volledig octaaf. Dit is af te lezen aan de factuur van nieuwe door Müller toegevoegde pijpen in het groot-octaaf.
Hierdoor moest er ook een nieuwe windlade en een nieuwe klaviatuur gemaakt worden.
Bij de restauratie door Van Vulpen in 1951 is de Viola da Gamba van Van Oeckelen vervangen door een Sesquialter discant. Het orgel is geherintoneerd op een lage winddruk en grotere voetopeningen en een deel van de kernspleten is vernieuwd. Ook delen van de tractuur werden vernieuwd. Door de heteluchtverwarming verkeert het orgel nu in een zeer slechte staat.
Verdere details zijn te lezen in het rapport.
Op 10 september vraagt de kerkvoogdij aan de HOC hoe de vergoeding aan de HOC functioneert als het orgel wordt gerestaureerd voordat de subsidie is uitgekeerd.
Op dezelfde datum schrijft de kerkvoogdij aan de HOC dat ze de restauratie willen starten ondanks het financieringstekort. Verzocht wordt om toestemming van de HOC.
Op 1 oktober wordt de f 178.000,- bereikt, die men nodig heeft voor de financiering van de restauratie. (07)
Op 27 oktober zegt het ministerie een deelsubsidie van f 32.000,- toe vanwege het ontbreken van voldoende middelen.(16)

Ongedateerde foto uit deze tijd (07)

1984: Op 5 maart beschrijft de kerkvoogdij de stand van zaken voor de rijksdienst voor de Monumentenzorg. In dit stuk wordt genoemd dat de Rijksdienst een restfinancieringssubsidie voor de restauratie van het orgel heeft toegekend. Om het orgel in de toekomst beter te beschermen zal een vloerverwarming worden aangelegd. Door de restauratie van het orgel zal er ook timmerwerk aan de balustrade en de balgenkast moeten worden verricht. De sloop van het predikantshok zal door vrijwilligers worden verricht. De kosten voor het inkisten van het orgel vallen lager uit omdat het binnenwerk van het orgel is opgeslagen bij de orgelmaker. (07)
Op 18 december zegt de provincie een subsidie van 10% toe.


Foto: nr. MZ13012000205 30-12-1983 (21) Albert de Graaf aan het werk in Westerbork.


Doorsnede bestaande toestand naar het westen 19 april 1984 (klik op de afbeelding voor een vergroting)

1985: Op 13 september schrijft architect L.W. Barneveld aan Klaas Bolt dat hij samen met Lammert Muller de werkplaats van Albert de Graaf heeft bezocht. De door Muller geconstateerde kleur blauw kon niet worden vastgesteld. In overleg met Corneille F. Janssen van het bureau Monumentenzorg dat de voorkeur ligt bij een orgelkas met 'Müller'-rood en volledig verguld lofwerk.
Op 14 september vraagt Klaas Bolt aan architect Barneveld of er onderscheid is gemaakt tussen het voorfront van Müller en de eigenlijke orgelkas uit vermoedelijk de 17e eeuw. Bolt kan zich verenigen met dezelfde kleur als het tegelijkertijd ontstane Müller-orgel van Leeuwarden.

Naar aanleiding van de restauratie brengt de kerkvoogdij een brochure uit. Het orgel wordt op 3 pagina's beschreven:
'De behaaglijke temperatuur voor de mensen was funest voor het oude orgel. Al twee jaar na de aanschaf van de heteluchtverwarming, meldden orgelmakers, dat het orgel op deze manier kapot gestookt werd. Op dat moment, in het begin van de zestiger jaren, was er nog niet veel over het Börker-orgel bekend. Vermoed werd, dat het uit ongeveer 1800 stamde, maar wie het gemaakt had en waar het vandaan kwam, waren open vragen. Toch werd al een orgelfonds gevormd, om in de toekomst een herstel van het instrument mogelijk te maken.
Maar nu eerst terug naar het begin.
De kerk van 'Westerbork heeft het eeuwenlang zonder orgel gesteld. De gemeentezang werd, zoals overal, door een voorzanger ingezet. En zingen was voor de meesten toen geen probleem, Maar toen, in het midden van de vorige eeuw, over de mensen een modern levensgevoel kwam, ging men toch ook verlangen naar de begeleiding van een instrument. In vele andere kerken was dat immers al heel gewoon. Een nieuw orgel kon de gemeente in 1860 niet betalen. Het leven was al duur genoeg en de mensen waren nog steeds niet rijk. Dus keek men uit naar een goed tweedehands instrument. In die jaren woonde er in Haren bij Groningen een bekende orgelmaker: Van Oeckelen, die zijn sporen in de noordelijke provincies duidelijk heeft getrokken. Hij bouwde en verbouwde talloze orgels. Bij hem ging de kerkvoogdij te rade. En ja, in het jaar 1861 had hij de beschikking over een goed en degelijk instrument, dat -een beetje opgeknapt- voor f 1250,— door de Westerborkers gekocht kon worden. Nu was dat ook al een heel bedrag, maar rond de kerk stonden 48 populieren en die moesten dan maar verkocht worden (en ze leverden f 100,— op) om een stukje van het orgel te kunnen betalen. Zo kwam in 1862 het orgel naar Westerbork. Jarenlang had men er plezier van. Het werd zelfs in 1953, vakkundig, en naar de inzichten van die tijd, gerestaureerd. De ellende begon, toen de heteluchtverwarming z'n intree deed.
Het hout van de windlade ging krimpen en barsten. Het leer van ventielen en balgen verdroogde en meestal was het orgel danig ontstemd. De 'trompet', een erg gevoelige stem, was niet meer te gebruiken. Orgelkenners schudden het hoofd over de toestand. Dit orgel moest behouden blijven. Het was wel niet zo groot, 8 stemmen, maar de klank was wel bijzonder. Het moest tot in de tachtiger jaren duren, voordat de hervormde gemeente besloot nu maar eens flink actie te gaan ontketenen en het orgel gerestaureerd te krijgen. Er werden adviseurs in de arm genomen, waarvan Klaas Bolt, de bekende organist van de Grote- of St. Bavokerk in Haarlem, de belangrijkste was.
Er begon een grondig onderzoek.
Belangrijke vragen bij restauratie zijn natuurlijk: Hoe is het vroeger geweest? Wie heeft het gebouwd? Waar heeft het eerder gestaan? Wat is er in de loop van de jaren aan veranderd? Enzovoort, enzovoort. En om een lang verhaal nu maar kort te maken: Klaas Bolt ontdekte, dat dit orgel bijna zeker veel ouder moest zijn dan uit 1800. Er bleek zelfs pijpwerk ouder dan 1700. En toen in de archieven ontdekt werd, dat de fa. Van Oeckelen in 1861 de beschikking kreeg over het oude orgel van Beetgum in Friesland dat in 1726 door niemand minder dan Christiaan Müller, de orgelbouwer, en zijn knecht Schwartsburg was gebouwd en de dispositie van het oude orgel van Beetgum en dat van Westerbork nagenoeg overeenstemde, waren vele vragen opgelost.
Ondertussen was er ook een orgelmaker in de arm genomen, die begrootte wat restauratie moest kosten. Het werd de lieve som van f 152.000,—. Er werden financiële acties ontketend. Een inzameling onder de burgerij van Westerbork leverde in één klap f 80.000,-- op. Dat gaf moed en de kerkvoogdij zette door. Orgelmaker A.H. de Graaf uit Leusden werd belast met de restauratie. Het werk begon in januari 1984. Het werd onderbroken door de verdere werkzaamheden aan de kerk- en zal in de loop van 1985 worden afgemaakt.
De dispositie van het orgel zal er al volgt uitzien: Prestant 8' (discant dubbelkorig), Roerfluit 8', Octaaf 4'. Quintfluit 3' gehalveerd, Octaaf 2', Sesquialter discant. 3', Mixtuur 3', Trompet 8'.'


Op 1 oktober 1987 vindt de ingebruikname plaats, waarbij Klaas Bolt het orgel bespeelt.



 

De restauratie omvat de volgende werkzaamheden:

Beschrijving van het orgel door Jan Jongepier in Het Orgel 1988-01(02)
Hoewel aan de ene kant typerende Müller-trekken zoals de zevendelige frontstructuur en de deling van de tussenvelden in drieën niet aanwezig zijn (waardoor het orgel waarschijnlijk ook nooit als een werk van Müller is herkend), zijn er anderzijds toch wel veel kenmerken in het front aanwijsbaar die Müllers auteurschap en de bouwtijd bevestigen. Het spreekt vanzelf dat het Leeuwarder Müller-orgel daarbij dan als referentiepunt optreedt. Het orgel van Westerbork heeft een vijfdelige frontstructuur met zeven pijpen per toren en gedeelde tussenvelden met elk zes pijpen. De frontpijpen bezitten rond ingeritste labia die verguld zijn. Zijbaarden zijn niet aanwezig.




De in 1953 aangebrachte tinfoelie is bij de thans uitgevoerde restauratie gehandhaafd. Overeenkomsten met Leeuwarden zijn vooral aanwijsbaar in de vorm van de kappen van de drie torens, met name de profilering daarvan, en in de vormen en motieven van het blinderingssnijwerk. Uiteraard is het zo, dat overeenkomst van stijl, in dit geval Régence, vanzelf tot congruentie van vormen en motieven leidt. In dit geval gaat het dan om banden, omrankt met blad- en bloemmotieven, ruitwerk en C-voluten. Maar binnen dat vaststaand gegeven is toch een opmerkelijke overeenkomst in de hoofdvorm en uitvoering te zien, bijvoorbeeld in de vleugels, vergeleken met de vleugels van het Rugwerk te Leeuwarden. Ik moet er direct aan toevoegen dat er ook verschillen zijn. Zoals de curieuze oplossing tussen de spitskappen en de middentoren: het blinderingssnijwerk boven de bovenste tussenvelden met C-voluut en ruitwerk, met, los daarvan, boven de profiellijst van de kap de elegante verbinding tussen spitskap en stijl van de middentoren. Ook opvallend, en afwijkend van Leeuwarden is het onderste detail van de vleugels, een minuscuul draperietje met kwastjes. Generaal gesproken is het blinderingssnijwerk van Westerbork bovendien grilliger, consistenter en beheerster dan dat in Leeuwarden.

De kas
De gehele kas is van eiken. Alleen het onderste zetluik in de achterwand is van vuren. Verondersteld wordt, dat in 1726 delen van een oudere kas gebruikt zijn, ingepast in het Müller-concept. De 87 cm diepe kas is geschilderd in een fraaie, ingehouden rode tint (ongeveer overeenkomstig de kleur van Leeuwarden) waarbij de vleugels en blinderingen verguld zijn. De onderkas is eenvoudig van constructie. Er zijn vier stijlen aan de voorzijde, de buitenste vakken zijn verdeeld in twee panelen met een profiellijstje, in het middelste vak zijn klaviatuur, lessenaar en knieschot geplaatst. Knieschot en lessenaar zijn met kleine metalen schuifjes vergrendeld (evenals in Leeuwarden).
Curieus zijn de bolle hoekprofielen op de hoeken van de buitenste stijlen.
De achterwand zit, in verhouding tot de simpele structuur van het orgel, tamelijk gecompliceerd in elkaar: gescheiden door tussenregels zien we van onder naar boven: een zetluik (ruimte onder walsbord), twee deuren (bij walsbord), een losse plank over de gehele breedte (bij ventielkast), een dubbel scharnierend stemluik over de gehele breedte, met ringen aan haken te bevestigen (in hoofdzaak voor stemmen Trompet) en tenslotte zetluiken in het bovenste gedeelte.




Klaviatuur

Wat bij het klavier natuurlijk in de eerste plaats opvalt is de prachtige uitvoering van de bakstukken. Ze zijn in twee opzichten zo bijzonder. In de eerste plaats, omdat het unica zijn en onverwacht van vorm binnen het Müller-kader. Of die verwachting terecht was, valt te bezien. Alleen de bakstukken van het Bavo-orgel zijn originele exemplaren, daarnaast zijn enkele authentieke klavieren met bakstukken van kabinetorgels bekend. Maar omdat die kabinet-orgelbakstukken toch varianten van het Bavo-thema zijn, evenals authentieke bakstukken van Pieter Müller (Hoorn, 1773, Ev. Luth. kerk), en J. H. H. Bätz, is het verwachtingspatroon ontstaan, dat alle orgels van Müller wel iets in dié geest gehad zullen hebben. Weerspreken de bakstukken van Westerbork die gedachte? Misschien wel. Maar er zijn er ook die menen (en dat is dan het tweede bijzondere element), dat deze bakstukken niet uit 1726 kunnen zijn. De grillige vorm waarbij de bladmotieven naar schuimwerk neigen lijkt inderdaad niet in overeenstemming met het bouwjaar en de thema's van het blinderingssnijwerk. Geen enkele Post van de onderhoudsbetalingen wijst echter op ingrijpend herstel of verfraaiing. Ook passen de bakstukken niet in het stijlbeeld van 1792, noch in de stijl van het huis Van Gruisen. Behalve de beschreven bakstukken omvat een zware ebben geprofileerde onderlijst het klavier, in deze vorm is wel degelijk de hand van Müller te herkennen. Het klavier bezit ivoorbeleg op de ondertoetsen, gelijmd, twee delen per toets. De bruine houten boventoetsen hebben dun ebben beleg. Toetsmaten: totale lengte 11,2 cm, voorste deel 3,8 cm, boventoets onderaan resp. bovenop 7,1 / 6,8 cm. De frontons zijn van lichtbruin hout, iets gewelfd (niet geprofileerd). Er is een eiken pedaalklaviertje van 15 toetsen. Het raam meet 65,6 x 47,7 cm, de boventoetslengte is 7,5 cm. Het orgel heeft een oud grenen orgelbankje, aardig model, zwart geschilderd. De registerknoppen zijn origineel, bruin, ongeschilderd hout, kort model knop. De registeropschriften staan op witte houten tabletten, letters zwart, kapitaal, romein, met schreef. Aanduidingen voor Bas en Disc. ontbreken bij halve of gehalveerde stemmen.




Windvoorziening
Achter het orgel staat een balgenkas waarin drie oude spaanbalgen zijn opgesteld. Aan de noordzijde zijn de drie treden aangebracht. Van de balgenkas gaat een hoofdkanaal naar het orgel, over de vloer. Hierop in de onderkas een kastje met een inliggende Tremulant. Vervolgens een aftakking naar C- en Cis-kant, elk met een eigen Afsluiting, die tegelijk door één knop bediend worden. Tenslotte de eiken kanalen naar de lade. Alle kanalen en overige delen zijn van eiken.

Windlade
De windlade is van eiken. Ongedeelde lade, met desondanks twee kanaalingangen. Stokken en roosters zijn ook van eiken. De ventielkast heeft twee inliggende voorslagen, vastgezet met ijzeren klemmen. De cancelindeling is: b0 fs0 B Gs c0 e0 gs0/c1-c3/Fs E D C Cs Ds F/h2-es'/a f cs0A G H ds0 g0 h0.





Mechanieken
Voor het pedaal is er een eiken walsbord in mooi gebogen vorm, walsen grenen, nokken eiken, armen eiken. Het Manuaal bezit een eiken walsbord, eiken walsen in eiken nokken, armen van ijzer. In de nokken rode kernlaken invoering, gehandhaafd werk uit 1953. Tussen klavier (eiken staartklavier) en walsbord twee eiken winkelbalken met messing winkelhaken, nieuw. Horizontale abstractuur oud, eiken, verticale abstractuur nieuw, eiken. Draadwerk nieuw. In de onderkas zijn, onder de registerknopen, merkwaardige 'vloertjes' aangebracht, grenen. Staande walsen draaien hierin, klampjes voor horizontale walsen zijn hierop bevestigd. Alle walsen zijn van eiken, achtzijdig. Staande walsen bezitten ijzeren armen, liggende walsen eiken armen. De sleep-bevestiging is uiteraard aan de zijkanten van de lade. Ter plekke zijn ijzeren hefbomen aangebracht in een grenen regel met as. Waar de hefboom door de sleep heen steekt, is de sleep met een messing plaat versterkt.






De dispositie luidt (volgens nomenclatuur aan de klaviatuur).

Praestant 8 voet C en Cis binnen, metaal, open, rond ingeritste labia, zijbaarden; D-b1 in het front, waarvan h0-b1 in de tussenvelden, dubbel (onderveld en bovenveld gelijke tonen), h'-c3 op de lade, dubbel
Roerfluit 8 voet Geheel metaal; grootste pijpen 1726, rond ingeritste labia, zijbaarden; omdat papier bij hoeden vergaan was en de losse hoeden zeer ruim zijn is nieuw afsluitmateriaal aangebracht. Modern materiaal op katoenbasis
Octaaf 4 voet   
Quint 3 voet b/d Gewreven labium, geen belijnde vorm, losse hoeden, zijbaarden
Octaaf 2 voet  
Sesquialter III sterk Pijpwerk 1987; samenstelling: c1= 2 2/3, 1 3/5, 1 3/5 voet
Mixtuur III sterk Grotendeels oud pijpwerk, samenstelling hersteld in 1987, hier en daar aangevuld met pijpwerk uit 1987; samenstelling:
C: 1, 2/3, 1/2
C0: 1 1/3, 1, 2/3
g0: 2, 1 1/3, 1
c1: 2 2/3, 2, 1 1/3
f1: 4, 2 2/3, 2
Trompet 8 voet b/d Stevels en koppen eiken, om de stevels een perkamenten band met de toonhoogteletters, nieuw aangebracht in 1987, messing kelen, iets schuin aan de onderkant, tongmateriaal grotendeels oud
Tremulant    
Windlosser    
 



Gewassen inkt tekening door Maarten 't Hart, Balkbrug. Gemaakt in 1997.

Enkele algemene kenmerken van het pijpwerk
Uitgezonderd frontpijpen en grotere binnenpijpen lijkt alle labiaalpijpwerk ouder dan 1726 te zijn. Het pijpwerk heeft een donkere metaalkleur, een hoog loodgehalte maar een dunne wand en is derhalve toch licht van factuur.
Nergens is een belijnde labiumvorm te zien, behalve bij grotere pijpen uit 1726. Toonhoogteletters meestal aan de voorkant, maar ook bij de kruising van soldeernaden, rechts.
Op veel (alle?) pijpen een cancelnummer, zoals we uit het werk van Schwartzburg kennen.

Indruk
Bij het orgel van Westerbork is toch echt wel sprake van een 'Doornroosje'-geval. Het afdankertje, dat tengevolge van een totaal gebrek aan financiële middelen alle stormen overleefde en 'het haalde'. Friesland heeft in de welvarende 19de eeuw immers weinig respect getoond voor de roem van de uit andere streken afkomstige orgelmakers Schnitger en Müller, en de kwaliteit van hun werk als niet passend in de tijdgeest verworpen. Schnitgers werk verdween daardoor bijna geheel, van Müller ging het charmante orgel van Menaldum in 1861 spoorloos ten onder en verloor het Leeuwarder orgel gedurende 10 opeenvolgende Van Dam-restauraties (tussen 1802 en 1928) balgen, manuaalladen, klaviatuur, mechanieken en meer dan de helft van het pijpwerk. Wanneer dan een werk van deze Müller onverwacht gelokaliseerd kan worden, en zó compleet, in technisch opzicht, bewaard blijkt te zijn, is er toch sprake van een verrassing van formaat. De nu uitgevoerde restauratie heeft bewerkstelligd, dat ondanks verschuivingen, verplaatsingen en ander gepruts ook het klankbeeld van dit gave orgel kon worden teruggewonnen. Ik moet er hier aan herinneren, dat slechts weinig pijpen van Müller/Schwartzburg zijn. Het merendeel is ouder.  

Tóch kan worden gehoord, dat er sprake is van een Müller-concept. Wat we als kenmerkend voor Müller hebben leren onderscheiden, een intensieve, in de hogere prestant-registers snijdende klank met een zeer grote versmelting in het plenum, is ook hier aanwezig.
Vooral de Quint 3 vt disc. en Octaaf 2 vt dragen tot dat snijdend karakter bij, de Mixtuur is door zijn samenstelling, het gering aantal koren en de intonatie in zichzelf milder.
Opvallend is de bereikte perfectie in versmelting tussen Mixtuur en Sesquialter wanneer ze samen worden gebruikt met de grondstemmen.
Bijzonder is de klank van de Roerfluit 8 vt: een duidelijk Roerfluit-karakter, maar daarnaast vooral vol met een meditatieve ondertoon.
De Roerquint 3 vt werkt heel overtuigend als versterker van de grondtoon.
Met de Trompet is het merkwaardig gesteld. Alleen beluisterd overtuigt het register allerminst. Een scherpe, wat kelige è-klank die te weinig evenwicht met de grondtoon lijkt te hebben. Maar in combinatie met plenumregistraties gebeurt er iets wonderlijks. De boventoonrijkdom van de labiaalstemmen grijpt samen met die van de Trompet en de duidelijke grondtoon van de grondstemmen vult dat gebrek bij de Trompet aan.
Desondanks zal nog wat aan details gewerkt worden, met name aan de sterkte van het klein octaaf. Ook een onwillige frontpijp (eis') heeft nog de aandacht.
Dit bereikte klankbeeld is echter allerminst vanzelfsprekend tevoorschijn gekomen. Daarom is groot respect op zijn plaats voor het minutieus gepuzzel, de kennis van en het begrip voor het Müller-klankbeeld, en het vakmanschap om dit alles weer hoorbaar te maken.


Kerk en Muziek 1988-04, waarbij het jaartal 1800 1726 moet zijn en Beetsterzwaag moet worden vervangen door Beetgum.


Reformatorisch Dagblad 30-10-1987

Tekst: 'Drents Müller-orgel in ere hersteld
„Aardig orgeltje' bleek een belangrijk historisch instrument
„Ik ben weliswaar organist van het grootste Müller-orgel in ons land, maar vanavond bespeel ik toch met groot plezier het kleinste orgel van orgelmaker Muller'. Aldus Klaas Bolt onlangs in het Drentse dorpje Westerbork, waar het orgel van de hervormde gemeente na restauratie weer in gebruik werd genomen.
Het orgel van Westerbork is een bijzonder orgel. Voor de restauratie werd altijd gezegd: „Een aardig instrument, uit ongeveer 1800'. Daarmee was alles gezegd. Over de geschiedenis van het orgel was eigenlijk niets bekend.
Toen echter Klaas Bolt, in 1983 door orgelcommissie en kerkvoogdij als adviseur aangesteld, advies moest uitbrengen voor een eventuele restauratie, kwam aan het licht dat het orgel zeker ouder moest zijn dan 1800. Kas, pijpwerk en windlade gaven alle aanleiding om dat te denken.
Van Oeckelen
Nader onderzoek bracht het volgende aan het licht: Het orgel werd in 1862 aan Westerbork geleverd door de orgelmaker Van Oeckelen uit Harenermolen. Deze bouwde in 1861 een groot tweeklaviers instrument voor de hervormde kerk van Beetgum in Friesland, waarbij volgens het contract het oude instrument moest worden ingenomen. Pas nu kwam aan het licht dat Van Oeckelen in Westerbork destijds het uit Beetgum afkomstige orgel heeft geplaatst. Dat betekent bovendien dat dit orgel uit de werkplaats komt van niemand minder dan Christiaan Muller.
De historische waarde van het orgel was daarmee onomstotelijk vastgesteld. Deze waarde zou overigens nog vergroot worden, want bij nadere bestudering bleek dat Muller destijds veel pijpwerk heeft gebruikt dat van veel oudere datum was. De aanvullingen die hij aanbracht, vertonen de karakteristieken van zijn hand. Er kwam kennelijk wel een nieuwe windlade en een ander front. Ongetwijfeld heeft Van Oeckelen destijds bij de overplaatsing enkele wijzigingen aangebracht.
In 1953 werkte Van Vulpen nog aan dit orgel, maar in 1983, toen een begin werd gemaakt met de kerkrestauratie, was het orgel in dermate desolate toestand, dat aan een algehele restauratie niet te ontkomen viel.
Restauratie
Orgelmaker De Graaf uit Leusden werd uitgezocht om de klus uit te voeren. Van meet af aan stond vast dat de volledige restauratie op authentieke wijze zou worden uitgevoerd. Deze is thans voltooid. We hebben door middel van een toelichting van Klaas Bolt, die het orgel uitvoerig op de hem kenmerkende wijze demonstreerde, een uitstekende indruk van dit orgel en zijn restauratie gekregen.
Het geheel straalt een zekere deftigheid uit, anderzijds klinkt het instrument wat afstandelijk. Het heeft een schitterend prestantenkoor en prachtige vulstemmen. De Roerfluit daarentegen klinkt wat oubollig, terwijl de Trompet, vooral in het hoge register, enigszins benepen klinkt. Dat neemt niet weg dat orgelmaker De Graaf zich hier heeft ontpopt als een kunstenaar die alle lof verdient voor de wijze waarop het historische orgel van Westerbork weer tot klinken werd gebracht. Aan het Drentse orgelbezit in het bijzonder en het Nederlandse orgelbezit in het algemeen is opnieuw een pareltje toegevoegd.
Dispositie
Praestant 8'' discant dubbelkorig. Roerfluit 8'', Octaaf 4'', Roerquint 3'' bas, Quintprestant 3'' discant, Sesquialter discant, Mixtuur, Octaaf 2'', Trompet 8'' gehalveerd. Tremulant.'


De Mixtuur nr. 60 1988 juni

2024: Er zijn plannen om groot onderhoud uit te voeren. Adviseur is Henk de Vries.


Bronnen

  1. Boek: Hans van Nieuwkoop (redactie), Het Historische Orgel in Nederland 1726-1769, Amsterdam: Nationaal Instituut voor de Orgelkunst, 1997 39-41.
  2. Tijdschrift: Jan Jongepier, Het orgel in de Hervormde kerk te Westerbork, Het Orgel 1988-01
  3. www: https://reliwiki.nl/index.php/Westerbork,_Hoofdstraat_12_-_Stefanuskerk (06-03-2025)
  4. Tijdschrift Ut de smidte' juni 1978 (12e jaargang, no. 2) Notitie door S. ten Hoeve in de rubriek ‘Fynsten en fragen’
  5. Tijdschrift  Meindert van der Galiën, Müller en Schwartzburg - vondsten en vragen, De Mixtuur nr. 26 1978 oktober
  6. Archief Lambert Erné
  7. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 119 Correspondentie met de orgelcommissie; 1982
  8. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 49 1899-1952 notabelen
  9. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 48-108 Registers van notulen van vergaderingen van kerkvoogden en notabelen; 50 1936-1956
  10. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 62 Stukken betreffende het beheer van het orgel; 1927-1981
  11. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 55 Stukken betreffende de aanstelling van een koster/bode, een catecheet en een organist; 1937, 1953, 1955
  12. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 67 Begrotingen van ontvangsten en uitgaven 1828-1971
  13. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 73 Kasbewijzen 1906-1929
  14. Drents Archief: 0402 Nederlands Hervormde Gemeente Westerbork- 3. Archief van de kerkvoogdij - 108 Registers van notulen van vergaderingen van kerkvoogden en notabelen; 1972-1983
  15. Archief Van Vulpen
  16. Drents Archief: 0913 Archief van de afdeling Monumentenzorg van de provincie Drenthe 1642 Westerbork, Hoofdstraat 12 (NH kerk); 1954-1987
  17. Drents Archief: 0446 Provinciaal College van Toezicht Hervormde Gemeenten Indices op de verbalen 128 1860-1863
  18. Tresoar: 326 Familie thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg 2984 Staat en liquidatie tussen Johan Caspar Schik, secretaris van Menaldumadeel en de kerkvoogden van Beetgum gesloten op 7 juli 1740, met de daartoe behorende kwitanties.
  19. Boek: Nicolaas Arnoldi Knock, Dispositien der merkwaardigste kerk-orgelen welken in de provincie Friesland, Groningen en elders aangetroffen worden, Groningen: Petrus Doekema, 1788.
  20. Boek: Jaap Brouwer, Johan van Meurs – Een studie over een pionierend orgeladviseur, Groningen: Philip Elchers, 2017.
  21. Beeldbank Drents Archief
Van Oeckelen-orgel te Beetgum


Foto Geert Jan Pottjewijd


Foto Geert Jan Pottjewijd De kerk van Beetgum

Archief Klaas Bolt (Nog te onderzoeken)