Ansichtkaart 1933
Provinciale
Drentsche en Asser courant 02-06-1892
Provinciale
Drentsche en Asser courant 20-02-1902
Geluidsopnamen Geert Jan Pottjewijd d.d. 7 oktober 2016
- J.S. Bach (1685-1750):
Fuga in G BWV 576 Registratie: HW Plenum met
Trompet 8' Pedaal: Aangehangen aan HW + Subbas 16'
- John Bennet
(1735-1784) Diapason Movement Registratie: NW:
Viola da Gamba 8' en Bourdon 8'
- Thomas
Thorley (18e eeuw) Flute Piece Registratie: HW:
Roerfluit 8' NW: Bourdon 8' en Fluit 4'
- J.S.
Bach (1685-1750) Preludium en fuga in C (BWV 553)
HW: Plenum zonder trompet 8' Pedaal: Aangehangen aan HW + Subbas 16'
1904/05: In de
kerkenraadsvergadering van 14 januari praat men over de aanschaf van een
orgel. Er wordt nog geen besluit genomen.
Op
17 februari komt dit punt weer aan
de orde. Besloten wordt tot een overleg met de kerkvoogdij en notabelen
voor een beslissing. (17)
A
Er wordt tenslotte besloten
om een Frans drukwindharmonium van 5 spels aan te schaffen en dit te plaatsen op
een nieuw te bouwen orgelbalkon. (11 en 13)
Ds. Boers schrijft een brief naar Zweeloo
om daar een collecte te houden voor de aanschaf van een pijporgel in plaats van
het huidige harmonium. De kerkenraad van Zweeloo wijst dit voorstel af omdat ze
sinds 3 weken zelf een pijporgel in de kerk hebben.
Provinciale
Drentsche en Asser courant 27-02-1904, 29-10-1904, 17-12-1904
1905-1949: In de kasboeken van de kerk zijn verschillende
vermeldingen te vinden van uitgevoerd onderhoud op dit harmonium.
Provinciale Drentsche en Asser courant 18-08-1909, 25-01-1910
Provinciale
Drentsche en Asser courant 21-12-1926
1927: In de notulen
van de kerkvoogdij van 2 juni 1927 wordt gesproken over het nodig zijn van een
lening van Hfl 700,- voor het herstel van het orgel. Dit bedrag lijkt wel heel
erg veel voor het herstel van een harmonium.
Was er toen misschien toch een
pijporgel in de kerk gekomen wat later weer is verdwenen? Het dispositiecahier
van Van Meurs zegt hierover echter niets en noemt het harmonium.(15)
Kasboek: Betalingen aan van Rantwijk in
1930 en 1931. (19)
Provinciale
Drentsche en Asser courant 08-06-1932
Kasboek: betaling Meek in Assen
1936.
In
1945 zijn er kosten van Hfl 1,80
voor een advertentie voor een nieuwe organist. In
1945 ook een betaling aan de nieuwe
organist Idema en aan Tonika voor een reparatie van het orgel.
In
1946 een betaling aan organist
Idema voor het eerste halve jaar. In
1947 een uitgave aan van Ganzevoort voor het stofvrij maken van het orgel. (19)
Kasboek:
In 1948 een uitgave voor
demonstratie van een orgel. Ook wordt het orgel nog 2x hersteld door van
Ganzevoort. (19)
193x: Johan
van Meurs noteert de gegevens van het harmonium in zijn dispositiecahier.(20)
twee keer op
1 pagina: Eerst de situatie in de jaren '30 (Frans drukwindharmonium) en daarna de
plaatsing van het Vollebregt-orgel in 1949.
Navraag bij de
Harmoniumvereniging leverde op dat het zeer vermoedelijk een instrument is van
Joseph Jean Cottino uit Parijs. Leverancier zal geweest zijn W. van Rantwijk uit
Zwolle (12)
In de jaren '30 van de vorige eeuw noteert
Johan van Meurs de gegevens van het harmonium in zijn dispositiecahier
Klik op
de afbeelding voor een vergroting
1947: Brief van d.d.
8 juli 1947 van Ganzevoort uit Zwolle met een voorstel voor een
onderhoudsabonnement voor het 5 spels drukluchtorgel. Hfl 13,80 per jaar voor
een halfjaarlijks onderhoud.
Brief
d.d. 14 juli 1947 van de kerkvoogdij aan Ganzevoort dat ze akkoord gaan met het
onderhhoudsabonnement.
Briefje
d.d. 14 juli 1947 van de Kerkvoogdij aan een hr. Idema dat hij op zaterdag 19
juli bij kerkvoogd Eising in Erm kan langskomen voor het afrekenen. (11)
1948: Brief
d.d. 8 juni 1948 van orgelmaker Hoogenboezem uit Schiedam met de vraag of hij
een offerte mag maken voor de restauratie van het door Sleen aangekochte orgel
uit de Gereformeerde kerk van Driebergen. Hoogenboezem werd aanbevolen door Jan
Matter, die toen organist was in de Gereformeerde kerk van Driebergen. In deze
kerk plaatste Flentrop in 1948 een nieuw mechanisch orgel.
Op 24 juli 1948
een brief van de Gereformeerde kerk
van Driebergen omtrent het opsturen van het koopcontract en het verzoek deze
getekend terug te sturen.
Koopcontract uit juli 1948. De Hervormde kerk kocht dit orgel voor Hfl
6300,-. In dit bedrag was inbegrepen een bedarg van Hfl 600,- voor de
bemiddeling door Flentrop. Sleen krijgt de beschikking over het orgel voor 28
december 1948. Demontage zal dienen paats te vinden door een bevoegd orgelmaker.
Kosten van de demontage zijn voor rekening van de koper.
Op 7 oktober 1948
brengt Hoogenboezem een offerte voor
plaatsing en restauratie van het orgel. De demontage in Driebergen en de montage
in Sleen schat hij in op een bedrag tussen HFl 950,- en Hfl 1350,- Daar bovenop
kom nog de vrachtkosten en het verblijf van 2 personen in Driebergen en Sleen.
Hij stelt ook voor om het pedaal-walsbord voor Hfl 150,- te vervangen. Ook zou
het pedaalklavier vernieuwd moeten worden. Dit kost Hfl 200,- Ook takelkosten en
de hulp van een timmerman zijn niet inbegrepen.
Rekening d.d. 23 september 1948 van
Hfl 25,65 door Ganzevoort voor het repareren van een aantal hangers in het
dukrwindharmonium en het egaliseren van het klavier. Het
betalingsbewijs is ook nog bewaard.
(11)
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Flentrop-orgel in de Gereformeerde
kerk aan de Engweg te Driebergen.
http://www.reliwiki.nl/index.php/Driebergen-Rijsenburg,_Engweg_30_-_Immanu%C3%ABlkerk
1949: Plaatsing van het pijporgel wat hieronder staat
beschreven.
Geschiedenis van het aangekochte instrument
1846:
Bouw van een nieuw orgel in de kloosterkerk van de paters Kruisheren te St. Agatha bij Cuijk door Johannes Vollebregt,
toen nog woonachtig te Heusden. Kosten: f 1.250,-; laatste termijn van f 400,- in 1848 betaald.
Situering op het oxaal met de frontzijde naar het koor met opengewerkte panelen naar de
achter- en de klaviatuurzijde en rondom doorlopende kroonlijst. De 2 balgen stonden naast
elkaar aan de noordzijde van de kas op het oxaal. Front met 3 torens op gelijke lijn met
in-springende tussenvelden met de Prestant 8vt groot C in de middentoren. Drie
beelden, voorstellende David met de harp, alsmede twee musicerende engelen, resp. met een
viool en een walthoorn, mogelijk van de hand van H.J. van der Mark, nog leerling van J.B.
Peeters te Antwerpen. De grenen kas is van Vollebregt zelf. Ze is geschilderd in een beige
hoofdtint (kraplak glacis), profiellijsten diep rood, verlevendigd met bladgoud. Het
lofwerk gebroken wit met stofgoud. Toonhoogte ca. 1/4 toon onder normaal. Stemming
evenredig zwevend. Berichten, alsof het een reparatie van een orgel betrof (mogelijk van
Floris Hoque uit 1579), blijken niet juist te zijn. Alle onderdelen, inclusief de kas,
dateren uit 1846 en later. Ook het kloosterarchief spreekt van een "novo organo".
Dispositie:
Eén klavier (omvang C -f3), 9 registers, aangehangen pedaal (omvang C -cl), tremulant, ventiel en twee blaasbalgen. Zijkantbespeling (zuidzijde), staartklavier.
Praestant | 8vt |
Viola di Gamba | 8vt vanaf c0 |
Holpijp | 8vt |
Octaaf | 4vt |
Quint | 3vt |
(Gedekte) Fluit | 4vt |
Nachthoorn | 2vt |
Flageolet | 1 vt |
Trompet | 8vt Bas/Discant |
: Broekhuyzen noteert de volgende gegevens van het
orgel in het klooster St. Agatha
1871:
Het orgel wordt overgeplaatst naar de kapel van eveneens de paters Kruisheren te Uden door Leonardus Aloysius van Nistelrooij (1816-1880) uit Oss.
Salicionaal 8vt
Bourdon 8vt
Gedakt 4vt
Siflet 2vt
Regulier onderhoud, waarschijnlijk door Adrianus Kuijte (opvolger van Van Nistelrooij) te Oss tot ca. 1905.
De dispositie wordt genoteerd op pagina 15 in het notitieboekje van Kuijte
als volgt:
1900:
Aanzienlijke reparatie (door A. Kuijte ?).
1905:
Het orgel wordt verkocht aan orgelmaker A.M.T. van Ingen en Zn. te Haarlem. Plaatsing in de Gereformeerde Kerk (Engweg nr. 30) te Driebergen-Rijssenburg.
Daarna regulier onderhoud door Van Ingen t/m 1916.
1918:
Herstel door A.S.J. Dekker te Goes.
Dispositie na de bovengenoemde werkzaamheden:
Hoofdwerk | Positief | Pedaal | |||
Bourdon | 16' | Bourdon | 8' | Subbas | 16' |
Praestant | 8' | Viola di Gamba | 8' | ||
Holpijp | 8' | Vox Celeste | 8' | ||
Octaaf | 4' | Gedekt | 4' | ||
Fluit | 4' | ||||
Quint | 3' | ||||
Octaaf | 2' | ||||
Octaaf | 1' | ||||
Trompet | 8' b/d |
Regulier onderhoud door J.C. Sanders te Utrecht, daarna door K.P. van Ingen (va. 1929). In de periode tot 1948 een motor geplaatst.
Het orgel in de
situatie te Driebergen. Bron:
http://www.pbase.com/pijkkuiperi/image/143649220/original (09)
1948/1949:
Brief d.d. 17 januari 1949 van
Hoogenboezem dat hij op 15 januari in Driebergen is begonnen met de demontage
van het orgel. Hij kan pas verder op 24 januari omdat Flentrop nog bezig is met
de intonatie van het nieuwe orgel. Hij verwacht het orgel naar Sleen te brengen
in de week van 31 januari tot 5 februari. Hij wil dan meteen beginnen aan de
montage. (11)
In de
notulen van de kerkvoogdij d.d. 26
januari wordt de brief van Hoogenboezem behandeld, waarin hij toezegt het orgel
uit Driebergen te Sleen te plaatsen in de week van 31 januari.
Op
28 februari wordt door de
kerkvoogdij beslist dat het orgel op een avond in gebruik zal worden genomen
door de organist van de Grote kerk in Emmen Dr. Das.
Op
28 maart wordt de datum van
de ingebruikname vastgesteld op donderdagavond 7 april. Uitgenodigd worden Ds.
Luchies en zijn vrouw, burgermeester van Rooyen en zijn vrouw, Margje Hoekman
als organiste en mevr. Das uit Emmen (16)
Provinciale Drentsche en Asser courant 18-02-1949, 07-04-1949
Het orgel
wordt op 7 april in gebruik genomen met een bespeling door de organist van de
Grote Kerk in Emmen Dr. G. Das met medewerking van een violist en zangers.
Programma
ingebruikname (21)
Rekening d.d. 20 april
1949 van Hotel Zwols van Hfl 283,60 voor het verblijf van de orgelmakers aldaar
in februari en maart. In totaal 7 weken.
Rekening d.d. 28 juli 1949 van Hfl
261,54 van aannemer Jansen uit Sleen voor het verrichten van diverse
werkzaamheden (11)
De volgende werkzaamheden werden
verricht:
Foto rechts: (21)
Provinciale Drentsche en Asser courant 13-04-1949
Vanaf 1949 onderhoud door A. Hoogenboezem.
Restauratie van de kerk. Nieuw, aanzienlijk kleiner orgelbalkon, nu vrijhangend met
fundatie in de torenmuur (architectenkantoor Boelens/Assen en aannemer Scholten/Zweeloo).
Slechte afdekking van het orgel. Veel schade aan het orgel door inwerking van vuil en vocht.
Een aantal
frontpijpen zijn tijdens kerkrestauratie ernstig beschadigd.
Betonvloer direct onder de
estrikken-vloer: de akoestiek aangetast. Heteluchtverwarming aangebracht.
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Tekening van de kerk voor het
aanbrengen van de hete lucht verwarming. Hiein is ook het orgelbalkon ingetekend
(14)
1963: In een brief
van 15 januari informeert Hoogenboezem wat er met het orgel is gebeurd tijdens
de restauratie. In 1961 was het laatste contact toen werd gemeld dat de
stembeurt van het orgel niet door ging vanwege de kerkrestauratie. Hij ontving
van restauratiearchitect Boelens een aantal tekeningen van een orgelbalkon.
Boelens vroeg aan hem welke voorzieningen er voor het orgel getroffen moesten
worden. Hij wil graag een toelichting omtrent de huidige toestand. Is het orgel
afgedekt of tijdelijk verwijderd?
Op 23 januari
antwoord vanuit Sleen. De aannemer
heeft het orgel met karton luchtdicht afgedekt. Het is tijdens de restauratie in
de kerk gebleven. Aan Hoogenboezem wordt gevraagd naar Sleen te komen om een
indruk te krijgen van de uit te voeren werkzaamheden.
Op 4 februari
antwoord Hoogenboezem dat hij naar
Sleen zal komen. Indien mogelijk dient de aannemer aanwezig te zijn voor overleg.
25 maart een brief van de
kerkvoogdij aan Hoogenboezemm om een datum af te spreken met de aannemer. (11)
Op 13 juni vraagt de kerkvoogdij
aan de gemeente Sleen toestemming om in de toren een opgang naar het orgel te
mogen maken.
18 juli een brief
van monumentenzorg Drenthe omtrent het orgelbalkon en de toegang naar het orgel.
(13)
Op
23 oktober wordt aan Hoogenboezem
gemeld dat de restauratie van de kerk zo ver gevorderd is, dat de werkzaamheden
aan het orgel op 15 november kunnen starten. De verwarming van de kerk is af,
zodat de kerk verwarmd kan worden.
In een
brief van 30 oktober meldt
Hoogenboezem dat hij tijdens de demontage van het orgel heeft geconstateerd dat
het orgel erg te leiden heeft gehad van de restauratie van de kerk. Vooral de
vochtigheid heeft schade veroorzaakt. De mechaniek liep stroef of zat
geheel vast. Het orgelleer is verhard en niet meer te gebruiken.De windladen
zullen moeten worden gereviseerd in de werkplaats. De windlade van de subbas 16'
is verwormd en moet worden vervangen. De balg is in zeer slechte staat en kan
niet worden herplaatst vanwege het kleinere orgelbalkon. Er komt een nieuwe
windmachine in een gedempte, verend opgestelde kast. Een aantal frontpijen zijn
tijdens de restauratie zwaar beschadigd.. De pijpen hebben ook een laag
tingehalte en zijn zeer dun en dus zwak. Hij stelt voor de frontpijpen te
vervangen door nieuw pijpwerk. De gevraagde bouwteking van het orgelbalkon is
nooit ontvangen. Deze was nodig voor de windlade en de opstelling van de Subbas
16'. na het besluit van de kerkvoogdij om de frontpijpen al of niet te vervangen
kan Hoogenboezem een offerte maken. (11)
Op 4 november een
brief naar Hoogenboezem voor een
offerte voor het vernieuwen van de frontpijpen van het orgel. (13)
1964: Hoogenboezem
stuurt een offerte gedateerd op 24
januari 1964. Hij voert voor Hfl 11.500,- de volgende werkzaamheden uit:
In januari 1964 wordt een
samenvatting gemaakt van de restauratiewerkzaamheden tot nu toe. Men
verbeterd de akoestiek door de tegels neer te leggen in zachte cement en een
zachte pleisterlaag aan te brengen. Het orgelbalkon wordt toegankelijk vanuit de
toren en wordt kleiner gemaakt. De trap vanuit de kerk vervalt en het balkon
wordt vrij dragen, zodat de steunzuilen in de kerk kunnen vervallen. (13)
Op 3 februari meldt de
kerkvoogdij dat de offerte is geaccepteerd.
Op 5 februari
dankt Hoogenboezem voor het verlenen
van opdracht. (11)
13 oktober een
brief naar Monumentenzorg dat de
akoestiek in de kerk nu zo ruim is dat door de nagalm de predikant niet meer is
te volgen. Welke matregelen zijn er mogelijk om dit te verbeteren?
Op 24
november komt het antwoord van
Monumentenzorg. Er komt iemand langs om het probleem te bespreken.(13)
Op 2 november
schrijft de afdeling monumenten van het Provinciaal Museum van Drenthe dat het
mogelijk is een aantal ornamenten van het orgel uit 1925 te
Dwingelo, waar een ander gebruikt orgel is geplaatst,
te gebruiken is Sleen. Het betreft 2 gipsen potten en een harpversiering. Ook
wordt gevraagd of 2 houten vleugelornamenten, die nu in de schuur van dhr. P.
Boelens ook overgenomen kunnen worden.
Al op 3 november een
brief vanuit Sleen Dwingeloo, waarin
gevraagd wordt of het mogelijk is de ornamenten aan Sleen af te staan.
13 november komt het antwoord
van Dwingeloo. Men wil de ornamenten wel aan Sleen afstaan, maar weet nog niet
of de orgelmaker Sloof , die het orgel in Dwingeloo gekocht heeft daarmee
akkoord gaat. (11)
1965:
Restauratie door A. Hoogenboezem.
Op
2 januari een brief van Hoogenboezem
aan het Architetctenbureau Boelens op een vraag van hen van 18 december 1964 dat
er nog geen datum bekend is wanneer ze kunnen beginnen met de opbouw van het
orgel. Dat hoeft geen bezwaar te zijn voor het opleveren van de kerk.
Op
6 januari stuurt Boelens de brief
van Hoogenboezem door naar de kerkvoogdij van Sleen. Boelens neemt aan dat Sleen
contact zal opnemen met Hogenboezem.
Op 7 januari
vraagt de kerkvoogdij aan
Hoogenboezen, wanneer nu het orgel wordt geplaatst. Ze hebben de indruk aan het
lijntje te worden gehouden.
Het verontwaardigde antwoord (blad
01 en
02)van Hoogenboezem kwam al op 11
januari. Hij vindt het vreemd dat men klaagt over de oplevering van het orgel
terwijl de restauratie van de kerk ook veel langer heeft geduurd dan gepland.
Hij wist er ook op dat men et orgel in Sleen tijdens de restauratie in de kerk
heeft laten staan in weer en wind, waardoor het orgel er zeer op achteruit is
gegaan. De akoestiek van de kerk zal door het plaatsen van het orgel niet
verbeteren. Hoogenboezem verwacht dat de nieuwe frontpijpen in mei of juni 1965
zullen worden geleverd. Hij heeft er persoonlijk achteraan gezeten. De
frontpijpen worden Hfl 700,- duurder vanwege gestegen prijzen.
Het
antwoord van Sleen komt op 7
februari. Men is het niet eens met de verwijten van Hoogenboezem en vindt dat
hij eerder de vertraging had moeten melden. Hij mag blij zijn dat hij de
opdracht heeft gekregen. Men was geen restauratie van plan geweest.
Op
13 februari vraagt Hoogenboezem aan
Sleen of ze akkoord gaan met de verhoging van de prijs van de frontpijpen.
Stinkens kan dan verder met het maken van de orgelpijpen.
22 februari gaat Sleen akkoord met
de prijsverhoging van de frontpijpen.
Hoogenboezem
meldt op 19 mei dat de
orgelonderdelen op 22 mei naar Sleen komen. Hopelijk zitten de orgelpijpen daar
dan ook bij. Men begint op 31 mei met de opbouw in de kerk.
Op 12 oktober
schrijft Hoogenboezem aan kerkvoogd
Schans dat hij alle werkzaamheden heeft afgesloten. Hij heeft de sleutels in de
brievenbus achtergelaten omdat Schans niet thuis was. Hij hoopt hem weer te
ontmoeten bij de ingebruikname van het orgel. Aan organist Luken heeft hij
voorhesteld om bij de ingebruikname psalm 150 eerst te begeleiden op het
harmonium en daarna op het pijporgel om het verschil te laten horen. Hij laat
expliciet weten graag te worden uitgenodigd bij de ingebruikname. (11)
Orgel tijdelijk
verwijderd
Foto's uit
Problemen met de windladen en de mechaniek i.v.m. ongenuanceerd gebruik van de nieuwe heteluchtverwarming.
1968: 'Herstel' door W. Eppinga te Britswerd. In het
kerkarchief van Sleen (Drents Archief) is er geen informatie omtrent deze restauratie te vinden.
Eppinga voerde vermoedelijk de werkzaamheden niet zelf uit, maar besteedde het
werk uit aan Scheuerman uit Rotterdam.
Herman Hagels uit Dedemsvaart trad in
deze tijd net in dienst bij Eppinga. Toen hij in Sleen ging meewerken behoefde er alleen nog te
worden geïntoneerd en gestemd, zodat niet zeker is welk deel Scheurerman deed en
wat het werk van Eppinga was.. (18)
Hoofdwerk | Positief | Pedaal | |||
Praestant | 8' | Bourdon | 8' | Subbas | 16' |
Viola di Gamba | 8' | Gedekt | 4' | ||
Holpijp | 8' | Praestant | 2' | ||
Octaaf | 4' | Cymbel | III | ||
Fluit | 4' | ||||
Quint | 3' | ||||
Nachthoorn | 2' | ||||
Terts | 1 3/5' | ||||
Mixtuur | III-IV |
De toestand van het orgel bleek na deze ombouw al gauw eerder verslechterd dan verbeterd. Reeds 10 jaar na deze ingreep was het orgel in zeer
slechte staat. Door alle bovengenoemde ingrepen was het instrument verworden tot een schaduw van wat het eens was: rommelig en grof qua opzet en uitvoering,
de klank onherkenbaar verminkt, veel pijpen ernstig beschadigd door onoordeelkundig stemmen.
: Orgelmakerij Mense Ruiter brengt op rapport uit
over de toestand van het orgel. (blad 01,
02)
Volgens Mense
Ruiter verrichtte Eppinga in 1968 de volgende werkzaamheden:
a. vernieuwing
van de windvoorziening
b. het aanleggen van een elektrische pedaallade met
Subbas 16*
c. het plaatsen van nieuwe frontpijpen
d. het verbeteren van
mechaniek en windladen
e. het schilderen van de kast.
Vooral de
werkzaamheden van punt d werden slecht uitgevoerd.
De hoofdwerkwindlade is op
verschillende plaatsen lek, waardoor bijspraak veroorzaakt, ook is er
ontstemming van het pijpwerk van het hoofdwerk door de onregelmatige windtoevoer.
Hetzelfde geldt, in iets mindere mate, voor de kleine windlade van het bovenklavier.
Deze lekkage maakt het onmogelijk het orgel goed te stemmen en op stemming te houden.
Het verwarmingssysteem in de kerk heeft op het hout van de windladen een ongunstige
invloed en is de belangrijkste oorzaak van het ontstaan van windlekken.
De bijspraak in de hoofdwerkwindlade heeft men trachten te verbeteren
door in de achterregel van de windlade, lekboringen aan te brengen.
Om dit
probleem op te lossen zullen beide windladen naar de werkplaats moeten komen en
deze bestand worden gemaakt tegen veranderingen van luchtvochtigheid en
temperatuur, veroorzaakt door de verwarming.
In de werkplaats
worden ze gedemonteerd, afgefraisd en zuiver gevlakt, van hechthouten boven- en
onderdekken voorzien, en geheel opnieuw verlijmd.
Tussen de slepen en de pijpstokken wordt een verend systeem aangebracht van
een betere constructie dan het huidige, in 1968 aangebrachte systeem.
De
speelmechanieken moeten op sommige punten worden verbeterd en opnieuw afgeregeld.
Na de hermontage van de laden wordt de intonatie van het pijpwerk waar nodig
geëgaliseerd en het geheel weer gestemd.
Het pijpwerk verkeert momenteel
overigens in een redelijk goede staat.
De kosten van de bovenomschreven
restauratie zullen naar schatting hfl 25.000,- à hfl 30.000,- gaan bedragen.
In nader overleg zouden ook enkele voorlopige verbeteringen aan de mechaniek
kunnen worden uitgevoerd. (11)
Op 6 oktober
vraagt de kerkvoogdij van Sleen aan
de Generale kas van de Hervormde kerk subsidie voor het herstel van het dak van
de kerk en de restauratie van het orgel. (13)
Foto Archief "Oes
eigen Streek" Sleen
1977:
26 januari een brief vanuit de
kerkvoogdij naar de gemeente Sleen voor subsidie voor restauratie van het orgel,
fundering van de kerk (opstijgend vocht beschadigt de nieuwe pleisterlaag) en
vernieuwing van de koperen leihaken op het dak. (13)
Op 16 februari brengt Mense Ruiter een aangepast
offerte (blz. 01,
02,
03,
04) uit op basis van het vorige
rapport en een bezoek aan het orgel op 25 januari. DE volgende werkzaamheden
worden voorgesteld:
Op 2 maart volgt er een brief (Blz. 01, 02, 03, 04, 05, 06) vanuit de Orgelcommissie van de Hervormde kerk,
waarin wordt uitgelegd wat de werkwijze van de commissie is na een verzoek van
de kerkvoogdij van Sleen. (11)
Op 7 maart een
antwoord door de provinciale
kerkvoogdijcommissie op een subsidieaanvraag dat een mogelijke toezegging pas
gedaan kan worden als definitieve bedragen bekend zijn.
Op 6 april een
brief van het Provinciale college
dat een subsidie zal worden toegekend voor vernieuwing dak en restauratie van
het orgel. (13)
Brief
juni 1997 als antwoord op een briefje van de kerkvoogdij van Sleen d.d. 5 oktober
1976 van de Rijksdienst voor Monumentenzorg dat het orgel, ondanks de
onoordeelkundige restauratie uit 1968 voor een aanmoedigingssubsidie in
aanmerking komt mits met men een advies aanvraagt bij de Orgelcommissie van de
Hervomde kerk.
Op 19 september schrijft de kerkvoogdij op aanraden van
organist Rabenort, die een paar weken in het huis van ds. van der Weerd woont en
constateerde dat het orgel in slechte staat is. een
brief naar de Stichting tot behoud
van het Nederlands orgel. Er wortdt gevraad om advies en een mogelijke subsidie
(11)
1978:
Op 24 januari 1978 schrijft
Orgelcommissie van de Hervormde kerk dat de Rijksorgeladviseur O.B. Wiersma de
kerk heeft bezocht om het orgel te onderzoeken. Voorgesteld wordt Aart van Beek
als adviseur. Hij zal ook de Hervormde Evangelisatie voor zijn rekening nemen.
de
Brief d.d. 27 januari 1978 van de
Orgelcommissie van de Hervormde kerk dat Aart van Beek zal optreden als
orgeladviseur. Hij zal binnenkort contact opnemen.
Op 1 april
antwoordt de voorzitter van Sticht
behoud Nederlands orgel dat hij Sleen wil komen kijken. Hij zal de
subsidieaanvraag in het bestuur behandelen.
Ook op 1 april schijft Aart van
Beek van Monumentenzorg nog even te wachten met het opvragen van offertes. Men
wil nog meer uitzoeken omtrent de historie van het instruemtn. Ook heeft mense
Ruiter op dat moment geen ervaren intonateur in dienst.
Op 1 juli
schijft Aart van Beek dat het orgel
zeer waarschijnlijk is gebouwd door de orgelmaker Vollebregt in 1846 voor de de
kerk van het klooster der kruisheren te St. Agatha hij Cuyk aan de Maas. Ook
hangt in het Noord-Brabants nuseum te 's Hertogenbosch een schilderij waar heet
orgel in die kerk staat afgebeeld. Hij gaat nog verder onderzoek doen en zal een
deskundige uit Brabant meenemen naar Sleen. Hij verzoekt nog geen ruchtbaarheid
te geven aan deze ontwikkelingen.
Brief van Aart van Beek van de
Rijksdienst voor Monumentenzorg. Hij zal op 15 september langs komen met de
Rijksorgeladviseur O.B. Wiersma om het orgel te bekijken en om een eindconclusie
voor het restauratieplan te kunnen maken. Hij vraagt of het mogelijk is de
correspondentie met Hoogeboezem uit 1949 dan ter beschikking te hebben. Hij zegt
ook dat het zeker is dat het een orgel van Vollebregt betreft vanwege de
overeenkomsten met het Vollebregt-orgel in Breugel.
Op 16 september
schrijft Aart van Beek. Hij heeft
samen met de rijksorgeladviseur O.B. Wiersma het orgel bezocht. Omdat de
herkomst en de maker van het orgel nu bekend zijn kan een subsidieverzoek bij
monumentenzorg worden ingediend. Aangeraden wordt met de fa. Verschueren in zee
te gaan, omdat Mense Ruiter nog steeds geen, dooor Monumentzorg erkende,
intonateur in dienst heeft. Hij stelt voor een orgelcommissie in te stellen van
7 leden met daarin vertegenwoordig de Kerkvoogdij en een organist.
Brief d.d. 7 november van de
provincie Drenthe dat 10% van het restauratiebedrag van Hfl 53.665,24 zal worden
uitgekeerd.
Op 10 november schrijft
Mense Ruiter, als antwoord op een telefoongesprek, dat de restauratie een half
jaar wordt uitgesteld.
Op 29 decmber
schrijft de Generale Financiële Raad van de Hervomde kerk aan Sleen als
antwoord op een verzoek van Sleen. Zij willen het gat tussen de kosten van de
restauratie en de subsidie dekken tot een maximum van Hfl 4.000,-, mits de kerk
van Sleen een actie houdt voor het verkrijgen van gelden. Zij verdubbelen dan
het bedrag tot een maximum van HFL 4.000,- Dit bedrag wordt pas uitgekeerd als
het orgel weer in gebruik is genomen. (11)
1979: 5 juni
schrijft Aart van Beek aan de kerk
van Sleen dat hij zijn restauratieplan heeft ingestuurd. De Rijksorgeladviseur
en orgelmaker Mense Ruiter hebben ook een exemplaar gekregen.
Voor
onderstaande punten heeft hij de Fa. Ruiter nog om prijsopgaaf gevraagd, omdat
deze niet in de offerte waren opgenomen.
-Een nieuwe kist om de ventilator
-Het
terugplaatsen van de opgeschoven registers|
-De eventuele tiende stem op het
hoofdwerk
-Het plaatsen van de Subbas op een mechanische lade»
Het eerst
genoemde is zeker noodzakelijk, de andere punten moeten nader worden onderzocht
en besproken.
Op 19 juni schrijft
de kerkvoogdij aan de gemeente Sleen dat men graag voor subsidie in aanmerking
wil komen nu de herkosmt van het instrument en de monumentale is vast komen te
staan. Op dezelfde datum gaat er een soortgelijke
brief naar de Generale Finciële Raad
van de Hervormde kerk.
Op 2 juli stuurt Mense Ruiter weer een restauratieplan
(inmiddels het derde)
(blz 01, 02,03,04).
Dit plan is ontstaan in overleg tussen de orgeladviseur, orgelmaker en de
orgelcommissie. Niet alle gewenste werkzaamheden kunnen echter worden uitgevoerd.
Samenvatting: De restauratie beoogt herstel en rekonstruktie in de
oorspronkelijke toestand, waarbij een aantal werkzaamheden voorlopig niet zullen
worden uitgevoerd. (11)
Hoofdwerk | |
1 Prestant 8 | ongewijzigd |
2 Viola Gamba 8 | zinken pijpwerk C—B vervalt, wordt gekombineerd met Holpijp. Opgesoldeerde stulfken met expressions van overig pijpwerk handhaven |
3 Holpijp 8 | ongewijzigd, grove beschadigingen herstellen |
4 Octaaf 4 | ongewijzigd |
5 Quint 3 | idem |
6 Fluit 4 | idem |
7 Nachthoorn 2 | idem |
6 Flageolet 1 | C-b0 ongewijzigdf c1-f3 nieuwe bijmaken in passende factuur |
9 Basson Hautbois 8 | gereserveerd |
Bovenwerk | |
10 Holpijp 8 | houten pijpen C-B zonodig opnieuw verlijmen, metalen pijpen als bij hoofdwerk |
11 Fluit 4 | idem |
12 Gemshoorn 2 | gereserveerd |
13 Cornet 3st | idem |
De kosten van deze werkzaamheden
bedragen Hfl 52.529,-
Stelpost welarmen: Hfl 200,- (11)
In volgende fasen kunnen onderstaande werkzaamheden worden uitgevoerd , welke uiteindelijk de gehele restauratie moeten voltooien.
Gemshoorn 2 | geheel nieuw, naar voorbeelden uit de zelfde bouwtijd |
Cornet 3st | als Gemshoorn gemaakt vanaf c1 of cis1 2 2/3-2-1 3/5 |
Holpijp 8 | metalen pijpen f0-f3 terugplaatsen volgens de oorspronkelijke inscriptie vanaf c0. ontbrekende pijpen bijmaken in passende factuur, alle corpsen verlengen. C-B in passende mensuur maken, kopie van een bestaand register uit dezelfde bouwtijd, |
Basson-Hautbois 8 | kopie van een bestaand register uit de zelfde bouwtijd. |
Prestant 8 | nieuw maken volgens de oorspronkelijke frontindeling, tevens nieuwe loden conducten maken van lade naar front. |
De kosten van deze werkzaamheden bedragen:
1+2+3 | Hfl 12.487,- |
4A+4B+4C | Hfl 20.227 |
4D | Hfl 13.500,- |
Op 9 juli 1969 wordt het contract (Blz.
01 en
02) voor de restauaratie met
orgelmakerij Mense Ruiter getekend.
Ook op 9 juli
schrijft de gemeente Sleen dat
subsidie pas verleend wordt als het ministerie van CRM ook subsidie verleent.
Brief
Blad 01,
02 van 11 oktober 1979 van de
provincie Drenthe als antwoord op een brief van de kerkvoogdij te Sleen van 19
juni 1979. In deze brief zegt de provincie 10% van de restauratie te financieren.
Dit zal echter alleen gebeurn , indien het rijk ook gaat subsidiëren. Ook wordt
gevraagd het schilderwerk op te nemen in de restauratie.
Op 7 november
schrijft ds. de Weerd, op aanraden
van dhr Rabenort, dat een aanvraag voor subsidie bij de Stichting tot behoud van
Het Nederlandse orgel verstandig is.
Op 17 november stuurt de kerkvoogdij van
Sleen een brief en een
begeleidend schrijven naar de
Stichting behoud Nederlands orgel voor subsidie. (11)
Op 27 november komt er een
brief van de Stichting dat de
aanvraag in behandeling is genomen.
1980:
Brief van de kerkvoogdij aan de
Provinciale Diaconale Commissie of het is toegestaan Hfl 10.000,- vanuit de
diaconie naar de kerkvoogdij ter financiering van de orgelrestauartie. Men heeft
reeds een renteloze lening van de Sticht Behoud nederlands orgel,. De
kerkvoogdij kan dit jaar Hfl 15.000,- besteden en een actie in de gemeente heeft
reeds Hfl 30.102,- ogebracht. De restauratie is al in gang gezet, maar de
ingediende subsidieaanvraag zijn eerst afgewezen.
Antwoord op deze brief kwam op 23
april. In principe zijn dit soort overhevelingen niet toegestaan, maar er kunnen
uitzondringen worden gemaakt. Een beslissing kan pas worden genomen als het
definitieve tekort bekend is. (11)
1981:
Brief d.d. 27 maart 1981 van de
Rijksdienst voor monumentenzorg als antwoord op een brief van de Kerkvoogdij van
Sleen d.d. 18 september 1979. Eerst excuses voor de late beantwoording. Men kan
op dit moment nog geen subsidie toekennen vanwege de beperkte middelen.
Brief d.d. 22 mei van de Rijksdienst
voor Monumentenzorg (RDMZ)dat de ingediende rekening van de restauratie niet
compleet zijn. Zonder deze bescheiden kan er geen subsidie worden verleend.
Brief
Blz01 en
02 d.d. 22 oktober 1921 van RDMZ,
waarin er een subsidie wordt toegezegd van 50% van de in 1980 gemaakte kosten. (11)
RESTAURATIE, 1981 en 1991/92
1e fase 1981: In juni 1979 werd een rapport uitgebracht door Aart van Beek, adviseur namens de Nederlands Hervormde Orgelcommissie, ten behoeve van een volledige
restauratie. Daarop bracht Mense Ruiter Orgelmakers BV te Zuidwolde (Gr.) in juli 1979 een offerte uit. Het plan werd goedgekeurd en de aangevraagde
subsidies werden verstrekt, waaronder 90% subsidie van Rijk, Provincie en Gemeente. De le fase werd door de bovengenoemde orgelmakers uitgevoerd in 1981, onder advies van Aart van Beek.
(11)
De werkzaamheden omvatten:
Van de Stichting tot Behoud van het Nederlands
Orgel werd een renteloos voorschot verkregen van F 5.000,= (10)
Eindrapport d.d. 19 februari
1982 van de Hervormde Orgelcomissie van de 1e fase van de orgelrestauratie. De
werkzaamheden door Mense Ruiter worden goedbevonden en men hoopt dat binnenkort
de 2e fase zal kunnen starten met het herstel van pijpwerk en de originele
dispositie.
Op 15 maart 1982 ontvangt de kerkvoogdij een
brief van de gemeente Sleen als
antwoord op een brief van de kerkvoogdij d.d. 29 december 1981 met een
toezegging 30% subsidie. (11)
Krantenbericht uit onbekende krant over de werkzaamheden uit fase 1. Klik op de
afbeelding voor een vergroting
Krantenbericht uit onbekende krant. Klik op de afbeelding voor een vergroting.
1983: Brief d.d. 1 maart 1983 van de kerkvoogdij aan
Monumentenzorg, dat het dringend noodzakelijk is dat de tweede fase van de
orgelrestauratie snel kan worden uitgevoerd.
Op 22 maart 1983
schrijft de gemeente Sleen aan
Monumentenzorg waarin aangedrongen vanwege de monumentale waarde van het orgel
de 2e fase uit te voeren (11)
1984:
Brief (blz
01 en
02) van 10 januari 1984 van het
ministerie van WVC met een afwijzing op het subsidieverzoek.
Brief
d.d. 23 januari 1984 van de Gemeente Sleen met daarin een afwijzing van de
subsidie van de 2e fase door het Rijkl. Beroep tegen deze beslissing dient
binnen 30 dagen plaats te vinden.
Brief d.d. 8 februari 1984 van de kerkvoogdij aan de Raad van State, met een
protest tegen de afwijzing van de subsidie voor de tweede fase van de
orgelrestauratie. (11)
Krantenbericht van donderdag 29 januari 1987. Klik op de afbeelding voor een
vergroting
2e fase van 1990 - 1992.
1991: Op
11 december informeert Ruiter de
Orgelcommissie van de hervomde Kerk over de voortgang van de restauratie. De
intonatie van het orgel is in een vergevorderd stadium. Oplevering wordt
verwacht eind januari 1992.
Het orgel werd weer in gebruik genomen op vrijdag 8 mei 1992. Zie het
programmaboekje
Ook werd een boekje
gepresenteerd met de geschiedenis van het orgel.
Adviseur namens de Nederlands Hervormde Orgelcommissie was Stef Tuinstra te Groningen.
Rijksorgeladviseur was Onno B. Wiersma, Utrecht.
Aanvullend onderzoek:
Kasonderzoek, detailstudie van een aantal representatieve Vollebregt-orgels en een inventarisatie van het pijpwerk. Op basis van dit onderzoek werd het
restauratieplan gewijzigd. Uitgangspunt werd, waar mogelijk een reconstructie van de situatie en het concept van Vollebregt uit 1846, als zijnde artistiek het meest
volwaardige concept, zoveel mogelijk met inpassing van het werk van Van Nistelrooij. Waar onderdelen gereconstrueerd moesten worden, is 1846 als uitgangspunt aangehouden.
Uitvoerige documentatie:
Fotodocumentatie, gedane handelingen tijdens het werk werden beschreven, mensuur- en intonatieherstel, vooraf en nadien in lijsten en grafieken uitgezet.
Reconstructie van de maatvoeringen van de kasbeelden, de windvoorziening en nieuw pijpwerk (met bijbehorende proportionele intonatie) door de adviseur. Uitwerking en aanvulling
door de orgelmaker, c.q. beeldsnijder, kleur- en sculptuuradviseur. Enkele werkzaamheden zijn als aanvullend groot onderhouds-werk uitgevoerd, zoals het opnieuw inregelen van de
mechaniek.
Orgelkas en orgelbalkon
Nieuw pijpwerk:
Bij deze studie bleek, dat Vollebregt nergens dezelfde maten toepaste, doch steeds binnen hetzelfde systeem varieerde, zowel in de mensuratie,
pijpfactuur als intonatie. Derhalve is te Sleen niet exact gekopieerd, maar is volgens Vollebregt's algemene systeem en dat van Sleen het nieuwe pijpwerk
vervaardigd. De nieuwe registers zijn in eigen werkplaatsen gemaakt. De platen zijn gegoten door de fa. J. Stinkens te Zeist, naar uitkomst van een wetenschappelijke
metaalanalyse: binnenpijpwerk overwegend 18% tin, 81.55% lood, 0.27% antimoon en 0.18% koper; frontpijpwerk n.a.v. Breughel: 40.8% tin, 57.7% lood, 0.09% koper, 0.03% antimoon en enige
duizenden van procenten ijzer en calcium. De platen zijn door de orgelmaker zeer gedetailleerd bewerkt en samengesteld naar voorbeeld van pijpwerk van Vollebregt. De
frontpijpen door de fa. Steffani (Herten) vervaardigd in nauwe samenwerking met en volgens gedetailleerde factuuropgave, incl. bovengenoemde metaalanalyse van orgelmaker en adviseur.
Dispositie na de restauratie:
Hoofdwerk
De windlade is van Vollebregt uit 1846 en geheel van eiken. Opliggende voorslagen met touwlusgrepen en ijzeren klemmen. De windladedeling is diatonisch,
d.w.z. per hele toon gerangschikt, de grootste pijpen in het midden en naar de zijkanten aflopend. Het open
pijpwerk is integraal van spitse labia voorzien, behalve de grote frontpijpen. Deze hebben
opgeworpen ronde labia. Die van de fluitregisters zijn rondingeritst.
Vrij dunne kernen, de fasen zijn doorgaans 50 graden. De pijpwanddikte is doorgaans dunner dan bij latere
Vollebregt-orgels. Het open pijpwerk heeft geen baarden, de fluitregisters zijn daarentegen wel geheel van baarden voorzien. Het opsnedebeeld van het
open pijpwerk is over het algemeen vrij hoog, de kernspleten zijn vrij wijd, de voetopeningen gemiddeld tot
relatief klein in de discant. De volgorde van de genoemde registers is tevens de plaats op
de windlade vanaf de frontzijde naar achteren -HW- en van achteren naar voren (tegen zijwand) -BW-:
Praestant | 8 vt | 1991, c2 - 1846 C - g1 in het front, baspijpen in middentoren, tenorpijpen in de zijtorens, altpijpen in onderste tussenvelden, discantpijpen binnen op de lade; bovenste tussenvelden stom. Overlengte met (ronde) stemuitsnijdingen en stemplappen. Opgeworpen ronde labia in de torens, spitse geritste labia in de tussenvelden. Vrij wijde mensuur. |
Cornet | III discant | |
Holpijp | 8 vt | C0-h2 - 1846 / rest 1991 Gedekt, losse hoeden. Geheel met baarden, groot octaaf grenen; enge mensuur en extreem lage opsneden (Quintadena-achtig). |
Octaaf | 4 vt | 1846/d fi 3-f3 1991 - groot octaaf stemlappen. |
Quint | 3 vt | 1846 - prestantmensuur |
Fluit | 4 vt | 1846/g t: 0, g 1, d fi -f3 vroeg 1 9de eeuws pijpwerk; d ~ 3-f3 open - factuur als Holpijp; iets wijdere mensuur, opsneden iets hoger (1871?) |
Nachthoorn | 2 vt | 1846/c fl 2, b2, h2, d3 en e3 1991 - wijde prestantmensuur |
Flageolet | 1 vt | c-bO, c fl1, c2, e2 1846/fO, hO-f3 1991 enge fluitmensuur |
Trompet |
8 vt b/d | bas/disc., 1991 - deling tusen hO en cl. Stevels en koppen mahonie, tamelijk enge open messing keel met schuine sluiting, onbeleerd. Bekermensuur gemiddelde wijdtemaat. |
De windlade van het dwarswerk is zeer waarschijnlijk 18de
eeuws van een zuidelijke
factuur en afwijkend van andere beschrijvingen van windladen van Van
Nistelrooij. Deling:
pijpen groot octaaf beide zijkanten, middenin c0-f3, chromatisch.
Viola da Gamba | 8 vt | 1846 - vanaf c0. Het groot octaaf is gecombineerd met de Bourdon; c0 - f0 zijn afgevoerd, f3 vreemde pijp, 19de eeuws. Geheel (slechts) met zijbaarden; vrij wijde mensuur. |
Bourdon | 8 vt | 1871 - Groot octaaf van eiken. Geheel gedekt met baarden, dikwandig sterk loodhoudend pijpwerk. |
Gedekt | 4 vt | 1871/bO, cl, f3 nieuw; g2 - f3 open, rest gedekt met baarden; dikwandig sterk tinhoudend pijpwerk. |
Siflet | 2 vt | 1991 - geheel open; wijde prestantmensuur, in discant vertragend tot fluit; kopie van het gelijknamig register te Teeffelen - RK kerk. Aldaar bestaat het uit Quint pijpwerk 3vt ( uit 1735) van Matthijs van Deventer, door Van Nistelrooij in 1857 omgewerkt. |
Bourdon | 16 vt | 1918/1991 - dikwandig grenen; pijpopstelling als van Hoofdmanuaal, alle pijpen middels loodconducten afgevoerd. |
Het pedaal is permanent aangehangen aan het hoofdmanuaal (1846).
Nevenregisters:
Tremulant: opliggend (1991), hele werk
Manuaalkoppel: trekkoppel (1871)
Nihil
Foto: Geert Jan Pottjewijd Klik op de foto voor een grotere afbeelding
Windvoorziening:
1 keilbalg (1991) - model 1854 - met regulateurbalg (1965)
Toonhoogte: al = 435 Herz (1871) bij 16 graden Celcius
Stemming: evenredig zwevend
Winddruk: 68 mm waterkolom
Pedaalkas met
daarin de Subbas 16' van het pedaal Foto: Geert Jan Pottjewijd
Klank-beschrijving:
In Sleen is, na restauraties als bv. die te Erp (N.B.), andermaal een serieuze poging gedaan om Vollebregts geheel eigen klankwereld opnieuw tot leven te
wekken. Het monument zelf en diegenen die de geschiedenis van dit instrument mee hebben gemaakt, hebben ons
deze mogelijkheden door factuur en werkwijze aangereikt. Het Vollebregt-orgel is een
instrument met een eenvoudige, vanzelfsprekende allure. De herboren oude klank is heel
transparant van karakter, helder-zingend doch ook fluwelig en gemiddeld van geluidsterkte.
Alle liggingen zijn bij polyfoon gebruik uitstekend hoorbaar. De draagkracht blijft bij
een volbezette kerkruimte volkomen aanwezig. De frontprestant heeft een vol-rond
melancholiek en ontspannen toonkarakter. Zeer karakteristiek bij Vollebregt in alle
registers is de kenmerkende langzame voorspraak, alsof de toon wordt aangestreken als bij
een strijkinstrument. Met name bij de Viola di Gamba is dat evident. Toch was dit bij
uitstek een kenmerk van de klassieke 17de en 18de eeuwse orgelbouw en is dit element in de
klank bij veel restauraties in 19de eeuw van oudere orgels meer of minder teniet gedaan.
De fluitregisters zijn weliswaar alle gedekt, doch zeer verschillend van timbre. Die van
het hoofdmanuaal slank en kwinterend, die van het positief rond en gesloten, evenwel
galant en (opzettelijk) enigszins hees van toon. Opvallend is verder de maximale
versmeltingsgraad van de onderlinge stemmen. Alle registers kunnen in welke combinatie dan
ook samengevoegd worden. De Nachthoorn 2 vt en Flageolet l vt hebben een wijde
prestantklank. Met name het lvt register is beheerster en voornamer van karakter dan bij
orgels uit de Rococoperiode. De Cornet en Trompet klinken uitbundig, doch niet
overheersend en geven het klankkarakter van het volle orgel een typisch zuidelijk accent.
Dat laatste geldt tevens voor de discantklank van het instrument, welke naar boven toe
niet zo sterk in klankvolume toeneemt dan bij de ('protestantse') gemeentezangorgels het
geval is. De gereconstrueerde windvoorziening voegt 'last but not least' aan de klank en
het windkarakter een zeer muzikale en sierlijke-zangerige beweeglijkheid toe, wat zo
kenmerkend is bij nog originele Vollegbregtorgels.
"Moge dit monument een lang "gereïncarneerd" leven beschoren zijn tot lof van de Schepper en tot eer voor haar makers".
Bronvermelding: