Johan Radeker

Bron: Het Schnitger orgel te Mensingeweer door Dirk Molenaar in de orgelvriend van april 1996

Johan Radeker is geboren omstreeks 1675 in Danzig. Hij had in Schnitgers werkplaats in Hamburg gewerkt en vanaf 1696 werkte hij voor Schnitger in Groningen en Friesland. Schnitger zal Radekers vakwerk hebben afgewogen tegen diens oneerlijkheid en dat pakte gunstig uit voor de 'Nederlandse' gezel, want we komen hem na de nchcvc schaal» In Pieterburen weer namens Schnitger tegen hij de orgels in onder meer Siddeburen (1701) en Sneek (1711). Radeker was waarschijnlijk een recidivist want Schnitger vermeldde later dat hij aan de orgels voor de Academie- of Broerkerk (1700/1702, thans in de Der Aa-kerk) en Uithuizen (1700/1701) niets had verdiend, aangezien ik twee schelmen en dagdieven van knechten op die plaatsen heb gehad, die wel veel verteert, maar niets voor mij verdiend hebben. "Gott wird ihnen ihren Lohn geben". Zou Radeker één van die schelmen zijn geweest? Als Radeker werkte, werkte hij ook wel eens samen met een andere orgelmaker uit de Schnitgerschool: Rudolph Garrels. Ook werkte hij wel voor eigen rekening. In 1723 vertrok hij naar Friesland. In zijn voortreffelijke boek Haarlemse orgelkunst van 1400 tot heden maakt Hans van Nieuwkoop aannemelijk dat Radeker tijdens de bouw van het Müller-orgel in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden, voltooid in 1727, toetrad tot de werkplaats van Christian Müller. Ongetwijfeld zal Radeker toen uit de (Schnitger)school hebben geklapt waardoor de Noord-Duitse elementen in het oeuvre van Müller alleen maar versterkt werden. Het liefje uit de tijd in Pieterburen zou best Radekers latere echtgenote Fennegien geweest kunnen zijn. Het echtpaar dat zich in de stad Groningen vestigde, kreeg vijf kinderen. De jongste, geboren in 1708, kreeg de naam Henricus. Deze Henricus werd later achtereenvolgens organist van de Lutherse kerk in Leeuwarden, de St. Michaelskerk te Zwolle en in 1734 van de St. Bavo te Haarlem. Meteen na de komst van Henricus in Haarlem werden er concrete plannen gemaakt om het in oorsprong 15e-eeuwse orgel te vervangen door een nieuw en groter instrument, waardoor het pad werd geëffend voor Christian Müller om aan zijn chef d'oeuvre te beginnen. Henricus Radeker en de Amsterdamse orgelmaker kenden elkaar natuurlijk al uit Leeuwarden, toen Henricus zijn vader was gevolgd en in december 1724 tot organist aldaar was benoemd. En vader Johannes was in die tijd (zeer waarschijnlijk) betrokken bij de orgelbouw in de Jacobijnerkerk, zoals we zagen. Op zondag 14 september 1738 liet Henricus Radeker het klinkende resultaat van Müllers arbeid in de Bavokerk voor het eerst tijdens een kerkdienst horen. Na de dood van Radeker in 1771 werd diens zoon Johannes (ongetwijfeld naar zijn grootvader vernoemd) er zijn opvolger. De naam Radeker zou bijna de gehele 18e eeuw aan het instrument orgel verbonden blijven; op ruim zes weken na, want op 12 november 1799 overleed Johannes Radeker.