Oude orgels in Drenthe door DR. J. W. DOEVE lid Nederlandse Orgelraad

DRENTHE is niet bijzonder rijk I aan oude orgels. Op de lijst van nederlandse orgels, waarvan het metaal in de afgelopen oorlog tegen vordering beschermd werd, stonden er vijf: de orgels in de Hervormde kerken van Anloo, Dalen, Meppel, Peize en Roden.
Voorts staan er in de Hervormde kerken van Havelte en Zuidlaren en in de Gereformeerde kerk in Ruinerwold nog oude instrumenten.
Het is niet eenvoudig om over de oorzaken hiervan iets steekhoudends te zeggen.
Dit zou n.1. een uitgebreid onderzoek vragen in de orgelhistorie van Drenthe, en dat is een zeer tijdrovende zaak, daar dan vele archieven zouden moeten worden nagegaan, waarbij ook de medewerking van velen zou moeten worden ingeroepen.
Eén ding staat echter op dit punt wel vast: Drenthe is evenmin rijk aan oude kerken. Anders dan op de kleigronden, waar zeer kleine nederzettingen hun eigen kerkgebouw kregen, vormden op de oude zandgronden verschillende nederzettingen een kerspel, met een kerk, waardoor tot op heden de situatie is blijven bestaan, dat verschillende dorpen samen een kerkelijke gemeente vormen en samen een kerk hebben.
Zo is er dus in het verleden ongetwijfeld minder gelegenheid voor het bouwen van orgels geweest, dan b.v. in Groningen met zijn vele kerken en kerkjes.
Een in de middeleeuwen ontstane situatie doet zo de eeuwen door haar invloed voelen. Immers in de voorreformatorische periode was het wel noodzakelijk, dat op de kleigronden zeer kleine nederzettingen een eigen kerkgebouw kregen, omdat de gelovigen ener zijds verplicht waren wekelijks de mis te gaan horen, en omdat anderzijds in de natte periode van het jaar de communicatiemiddelen zeer gering, zo niet onmogelijk waren.
Het stichten van nevenparochies met een eigen kapelaan en kerk bracht echter uitkomst. Op de zand gronden lag dat anders. Daar waren de verbindingen het hele jaar door wel zeker, en daar bestond de noodzaak tot het stichten van vele kerkjes dus niet.
Zo was er dus een gegeven situatie, die van invloed is geweest op de orgelbouw van de 17e tot de eerste helft van de negentiende eeuw: Drenthe bood niet de gelegenheid tot orgelbouw, zoals Gro ningen dat b.v. deed.
Doch hiermee is zeker niet alles gezegd. Er zitten ook economische en culturele kanten aan dit vraagstuk.
En die zijn niet zonder diepgaand onderzoek op te lossen. Men zou, door archiefonderzoek, b.v. te weten moeten zien te komen, hoe het met het orgelbestand in het verleden in Drenthe gesteld is geweest.
Waar hebben in de 16e en 17e eeuw orgels gestaan en wat is er met deze instrumenten gebeurd? Of heeft men het in sommige kerken lang zonder orgel gedaan?
Orgelbouw in dorpskerken was vaak een zaak van schenking van de kant van een collator. Daarmee raken we dus de kwestie van de heerlijke rechten.
En de vraag wordt dan: hoe zijn deze dingen precies in de Drentse gemeenten geregeld geweest en hoe waren deze van invloed op de orgelbouw?
Het is duidelijk, dat bij een onderzoek naar de Drentse orgelgeschiedenis zelfs meer aan de orde dient te komen dan de vraag naar de instrumenten en hun bou wers alleen; dat een dergelijk onderzoek ons ook in aanraking zou brengen met vragen omtrent rechtsbedeling, economie en cultuur.


Het orgel in de Hervormde Kerk te Anloo.

Het oudste orgel in Drenthe is vermoedelijk dat in Meppel. Met de bouw hiervan werd begonnen in 1716. De aanvankelijke bouw was het werk van een weinig bekende bouwer: Jannes Harmens uit Berlicum.
Deze is er evenwel niet in geslaagd het instrument naar behoren te voltooien. Enerzijds schijnt hij geen grote bekwaamheid in zijn vak gehad te hebben, doch anderzijds heeft ook ziekte een rol gespeeld in de moeilijkheden, die zich rond de bouw van het orgel in Meppel voor deden.
Het werd eerst in 1722 voltooid door Frans Caspar Schnitger Sr., een zoon van de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger, die o.a. in de stad Groningen het orgel in de Aakerk en in het Pelstergasthuis gebouwd had.
Wie deze orgels kent zal onmiddellijk moeten toegeven, dat Frans Caspar een zoon uit een goed nest was. Hij bewees dat ook in zijn eigen werk, en de Groningse organist Petrus Havingha, die de eindkeuring van het orgel te Meppel verrichtte, was dan ook ten volle tevreden over het werk van Frans Caspar Schnitger. Later, toen Havingha — overleden in 1754 — te Alkmaar organist was, is hij er in geslaagd aan F. C. Schnitger de restau ratie van het grote orgel in de kerk van Alkmaar opgedragen te krijgen, waarbij het instrument aanzienlijk uitgebreid werd. Een zaak, die Havingha nog al wat moeilijkheden bezorgd heeft, maar waarvoor we hem nu nog dankbaar kunnen zijn. Voor Meppel was het alleen maar te betreuren, dat het orgel in zijn oorspronkelijke aanleg niet van F. C. Schnitger afkomstig was, al moet het ongetwijfeld, nadat hij het werk opgeleverd had, toch een zeer mooi instrument zijn geweest.
Meppel wordt wat de orgelbouw betreft op de voet gevolgd door Anloo.
In de fraaie kerk van Anloo werd in 1718 een orgel ge bouwd, dat deze kerk zeker waardig was. Hier was men gelukkiger in de keuze van de bouwer dan aanvankelijk in Meppel. Men koos een leerling van de reeds genoemde Arp Schnitger: Rudolf Garrels, een man. die zijn vak zeer zeker verstond en die niet tevergeefs bij Schnitger in de leer was geweest. Ook enkele andere plaatsen in ons land werden verrijkt met zijn instrumenten, o.a. Maassluis, waar hij in 1732 een groot instrument bouwde, dat zeker tot de grote en fraaie orgels van ons land behoort, en Purmerend, dat in 1742 een door hem gebouwd orgel kreeg. Reeds aan het front van het orgel van Anloo herkent men terstond de school van Schnitger: de scherpe (overhoekse) pijptorens en de kleine, met veel snijwerk omraamde pijpveldjes zijn typisch voor deze school.
Roden kreeg zijn orgel in 1779. De bouw van dit instrument was het gevolg van een legaat van Mejuffrouw Maria Catharina Hoppinck. in 1776 te ‘s Gravenhage over leden. Het werd gebouwd als een nagedach tenis aan het gezin van haar vader Albert Hoppinck. Evenals Anloo was ook Roden gelukkig in de keuze van zijn orgelmaker. De bouw werd n.l. opgedragen aan A. A. Hinsch uit Groningen. Deze was, voordat hij zich zelfstandig vestigde, meesterknecht geweest bij de familie Schnitger, die van vader op zoon als orgelbouwenfamilie werkzaam bleef. Dit wil niet zeggen, dat de Schnitgerschool zichzelf volkomen gelijk bleef. De Schnitgers en hun leerlingen ondergingen natuurlijk de invloed van hun tijd, en aan de dispositie van het Rodense orgel was zowel te zien, dat het afkomstig was uit een degelijke orgelmakersschool als dat het gebouwd was volgens de klankidealen van het eind van de 18e eeuw.
Peize kreeg zijn orgel in 1785; Zuidlaren kreeg in 1787 een instrument, dat gebouwd werd door A. de Meere Sr. Een lid van deze laatste orgelbouwerfamilie voltooide in 1828 het 1798 door Wolfferts gedeeltelijk opgeleverde Laurensorgel te Rotterdam.
Havelte en Dalen kregen hun orgels in de vorige eeuw. Het zijn instrumenten van de bouwer P. van Oeckelen, die hier in het Noorden veel gewerkt heeft. Ze kwamen tot stand resp. in 1810 en 1857. Al beantwoorden de klankidealen van Van Oeckelen’s werk niet aan die van onze tijd, die in dit opzicht weer steeds meer terugkeert tot de klankprincipes van b.v. de Schnitgerschool, toch valt niet te ontkennen, dat het degelijke instrumenten waren.
Het orgel in de Gereformeerde kerk te Ruinerwold moet, naar mij medegedeeld, afkomstig zijn van de 18e eeuwse bouwer M. Amoor en dateren uit 1743. Voor welke kerk het oorspronkelijk bestemd is gewees is mij onbekend.


Het orgel in de Hervomde kerk te Peize

De mooie instrumenten, die hier en daar geplaatst werden. bleven niet altijd ongerept bewaard. Als voorbeeld daarvan moge de geschiedenis van de orgels van Meppel en Roden genoemd worden. Zowel aan de kast als aan het inwendige van het Meppeler orgel werden sinds 1825 veranderingen aange bracht, waardoor het bijna onherkenbaar verminkt werd. In de vorige eeuw werd het instrument eerst braaf geromantiseerd. wat te betreuren, maar op zichzelf genomen nog niet het allerergste was; doch in 1905 en 1927 werden er veranderingen aan bet orgel aan gebracht. die de in de vorige eeuw begonnen ontluistering op droevige wijze voortzetten. Het orgel van Roden werd in 1932 `geres taureerd" op een wijze. die het karakter ernstig aantastte. Gezien de desolate toestand,
waarin het instrument kort daarna weer ver keerde, werd door een orgelfirma zelfs het voorstel gedaan, het gehele instrument maar leeg te halen op één stem na. die dan bewaard zou blijven als aandenken aan het oude orgel, terwijl er verder een nieuw instrument in de oude kast gebouwd zou worden. Gelukkig is dit voorkomen. Het Rodener orgel wordt thans weer geheel in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Ook het orgel van Meppel is momen teel in restauratie, waarbij niet alleen de oorspronkelijke toestand van dit orgel op een enkel punt na wordt hersteld, doch waarbij het tevens een niet onbelangrijke uitbreiding ondergaat. Beide restauraties geschieden door de Groninger orgelbouwer Mense Ruiter onder toezicht van de Orgelcommissie van de Neder landse Hervormde Kerk. De fundamenten voor deze restauraties zijn gelegd door de historische rapporten over deze orgels ver vaardigd door de medewerkers-deskundigen van deze commissie, waaraan ik de zakelijke gegevens over deze beide instrumenten kon ontlenen. Het orgel van Anloo onderging reeds eerder een grondige restauratie. Zo zullen dus binnen niet al te lange tijd drie van de oude orgels in Drenthe weer in hun oude luister hersteld zijn, en dan niet slechts de functie van een mooi museumstuk ver vullen. doch als monumenten van vroegere cultuur nog een volkomen nuttige en bruik bare functie in het heden vervullen: het schoonste, dat voor een cultuurmonument kan weggelegd zijn.

Holwierde (Gron.)