Bovensmilde,Hervormde kerk
Kerk:
De eerste kerk ontstond in 1836. De huidige kerk werd gebouwd in 1869 en ingewijd op 30 januari 1870.
Foto
Reliwiki (14)
Orgel:
Orgelopnamen door
Arian van der
Mark april 2019
Gisbert
Steenwick: Serband in a-klein
Stanley:
voluntary in C groot
Henry Purcell:
Marche and canzona
Thomas Weelkes:
Voluntary in a klein
William Walond:
Voluntary in d-klein
1684: Het orgel is oorspronkelijk gebouwd voor de Waalse kerk in Kampen.
In 1684 werd - na inzameling van geld onder de Waalse gemeenteleden - besloten een orgel
aan te schaffen. Over een oud orgel werd toen niet gerept. Bovendien was er nog geen
organist. Het salaris voor een organist kon de kleine gemeente ook niet betalen. Pas nadat
het stadsbestuur bereid was om een jaarlijkse bijdrage van 50 gulden uit de stadskas ter
beschikking te stellen, kon men een organist aanstellen. In de stedelijke resolutie van 6
oktober 1684 is een en ander als volgt omschreven:
"Ter vergadering van Schepenen ende Raedt sijnde geproponeert, hoe dat door een bijsondere liberaliteit van meest alle de ledematen van de Walsche Kerkcke 500 een merckelijke sa: (melinge) van penn: (ingen) was bij een gebracht, dat daervoor een nieuw orgel in gesijde Waische Kerke was gemaeckt en berijts voltrocken, streckende suix tot een merekelijke ciraet van dieselve; doch dat echter het geseyde orgel soude moeten stili staen, en 500 doende verwijten, ten ware haer Wel: Ed: (ele) H (ogmogende) Achtba: (are) jaerlijcks een weynighien tot onderhout van een organist geliefden te contribueren: waar op gedelibireert sijnde, hebben haer Wel: Ed: H. M. om voorverhaelde redenen de Waische Kercke tot onderhout van een organist begunstight met vijftich Carl:gul: jaerhjcks, te betalen halff en halff uyt dese Stads en Ecclesiastique Camers".(1)
Het is niet bekend wie het orgel heeft gemaakt. Mogelijk was het een werk van één van de drie orgelmakers die in deze tijd in Kampen werkzaamheden verrichtten: Appolonius Bosch, Roelof Barentsz Duyschot (met diens zoon Johannes) of Johan Slegel. Of het orgel geheel nieuw was, zoals het hiervoor gegeven citaat aangeeft, dan wel een verplaatst en aangepast orgel van elders valt ook niet met zekerheid te zeggen. Het orgel was een ballustrade-orgel met het klavier aan de achterzijde en sierstukken en consoles aan weerszijden daarvan. Het had een klavieromvang van C, D - c"'. Het orgel was in een eikenhouten kast geplaatst die met houten pennen in elkaar was gezet. De frontpijpen waren verguld.
De vermoedelijke dispositie was:
Prestant | 4 voet |
Holpijp | 8 voet |
Fluit | 4 voet |
Quint | 3 voet |
Octaaf | 2 voet |
Sesquialter | |
Mixtuur | |
Trompet | 8 voet b/d |
1696: In 1696 werd het onderhoud van de orgels in Kampen gegund aan Johannes Duyschot en ook het orgel in de Waalse Kerk viel onder deze regeling.
1712: Joost Derck Jalinck doet het onderhoud onder verantwoordelijkheid van Johannes Duyschot.
1732: A.A. Hinsz neemt het onderhoud over onder dezelfde condities.
1737: Hinsz voert een meer dan normale reparatie uit voor 150 gulden. (2) Mogelijkerwijs werd er toen ook het een en ander aan de dispositie gewijzigd. Ook het orgel in de Waalse kerk had te lijden onder gebrek aan onderhoud dat het gevolg was van de overgang van de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van het instrument naar de kerkvoogdij.
1809/1810: Het orgel bleek behoorlijk vervallen te zijn en moest nodig worden gerepareerd. De reparatie werd
uitgevoerd door L. J. van Dam, orgelmaker te Leeuwarden voor 240 gulden. Aan de koster werd voor onkosten nog eens 50 gulden uitbetaald. (3) Van Dam heeft
waarschijnlijk de windlade van het orgel vervangen door een nieuwe, die liep van C tot f"'. Verder heeft hij vermoedelijk enkele registers gewijzigd. De Holpijp 8', die
voordien was dicht gesoldeerd, had hierna losse hoeden met daarin krantenresten uit 1809.
Toevoeging van een Prestant 8' discant (12)
1823: De Doopsgezinden nemen het kerkgebouw van de Waalse kerk over en stellen een eigen organist aan.
1825: In de periode van 1825 tot 1837 werd het onderhoud en het stemmen van het orgel verricht door het orgelmakersbedrijf A. van Gruisen en Zn. De Waalse
Kerken in Nederland - de eigenaar van het gebouw - trokken per jaar f 50,- voor onderhoud aan het orgel uit. In de regel schoten de Doopsgezinden zelf de kosten voor de reparaties
voor en werd dit later met rente verrekend.
18xx:
Verbouw tot een achtvoets orgel (12)
1841: Onderhoud en stemwerk gaat naar C. F. A. Naber uit Deventer.(4)
1847: De Doopsgezinde gemeente kopen gebouw en meubilair van de Waalse gemeente en besluiten het orgel in orde te laten brengen. In eerste instantie wilde men orgelmaker Naber hiervoor raadplegen, maar uiteindelijk werd het werk voor f 80,- gegund aan de jonge Zwier van Dijk uit Kamperveen. Zwiers vader, Flip van Dijk, moest vanwege de minderjarigheid van zijn zoon het contract mede ondertekenen. De organist van de Bovenkerk, J. H. van der Dussen, keurde het werk en gaf een positief oordeel. Uit tevredenheid over zijn werk kreeg Van Dijk vervolgens f 5,- meer uitbetaald dan was overeengekomen. (5)
De dispositie van het orgel moet na de werkzaamheden van Van Dijk als volgt zijn geweest:
Prestant | 8 voet Discant |
Prestant | 8 voet |
Holpijp | 8 voet |
Octaaf | 4 voet |
Fluit ? | 4 voet ? |
Octaaf | 2 voet |
Quint | 3 voet |
Mixtuur | 3-4 sterk |
Sesquialter | 3-4 sterk Discant |
Verder had het instrument een tremulant, een ventiel, en twee blaasbalgen. De kast van
het orgel werd glanzend wit geschilderd door L. van den Berg Lzn, die ook verguldwerk aan
het front zou verrichten en het lofwerk bij de pijpen zou verzilveren. Verder zou hij de
windkast schoonmaken en witten en de omgeving schilderen. (6) Zwier van
Dijk doet hierna het onderhoud en stemwerk. Broekhuyzen Sr. vermeldt over dit orgel het
volgende:
"Het orgel in de kerk der doopsgezinde gemeente, staande op de broederweg. Is een
klein doch net gebouw hebbende eertijds behoord aan het klooster der Zwarte Zusteren,
later gebruikt tot eene Waalsche kerk en is sedert 1823 ingericht voor de doopsgezinde
gemeente. Bezat toen reeds een klein viervoets orgel. Dit kergebouw werd in 1848
aanmerkelijk herbouwd; het orgel uit elkander genomen door de heer C.van Dijk,
muzykdillettant te Kamperveen woonachtig, toen schoongemaakt (en) gerepareerd.
Geëxamineerd door H. van der Duissen, organist aldaar Heeft 8 stemmen, een handdavier
(en) twee blaasbalgen.
"Prestant D. 8 vt Octaaf 4 vt Mixtuur 3-4 St Prestant 8 vt Octaaf 2 vt Sexquialter
3-4 St Holpijp 8 vt Quint 3 vt tremulant, ventil".
(G.H. Broekhuyzen St, Orgelbeschrijvingen (cd. AJ. Gierveld), dl. 1(1986)457. K 4. Kampen
Provintie Overijssel)
1878: Het kerkbestuur besluit het orgel stevig onder handen te nemen. Van Dijk verricht vervolgens voor f 260,00 aan reparaties. Vermoedelijk heeft hij de Mixtuur en de Sexquialter verwijderd en een Fernfluit geplaatst. In de kerkenraadsvergadering van 7 februari 1888 werd de orgelmaker met lovende woorden bedankt voor het geleverde werk. Jan Proper die toen al bij Van Dijk werkzaam was, had het geheel herstelde orgel op 29 januari bespeeld en met "bijzonder fraai spel de gemeente [...j doen hooren, dat het orgel thans aan de eischen van een goed Kerk-orgel" voldeed. (7)
1879: Het orgel was dan wel grondig nagezien, maar al na korte tijd bleek dat de toestand van het instrument toch niet optimaal was. Ruim een jaar na de oplevering moest al weer f 45,- worden uitgegeven aan een door Proper, de opvolger van Van Dijk, verrichte reparatie.
1894-1897: Het is niet ondenkbaar dat J.W. Zwolle, de in 1894 aangetreden nieuwe organist, bezwaren had tegen het instrument. Hoe dit ook zij, toen het orgel in mei 1896 ter sprake kwam in een vergadering van de kerkenraad, werd betoogd dat het orgel in slechte toestand verkeerde, dat het herstellen van het instrument voor een paar honderd gulden geen zin had en dat het beter zou zijn, zoals Proper had geadviseerd, een nieuw orgel aan te schaffen. Omdat de kerk in hetzelfde jaar een legaat van mej. Brouwer ter grootte van f 3.000,- ontving, vormden de financiën geen probleem. Orgelmaker Jan Proper maakte een bestek voor een nieuw orgel en kreeg de opdracht een nieuw instrument te bouwen voor een bedrag van f 1.800,-, waarbij hij f300,- terug zou geven voor het oude orgel. (8) Proper zou het instrument kort hierna in de Hervormde Kerk te Bovensmilde plaatsen.
1897: Bouw van een nieuw orgel door Proper in Kampen. Het bestaande orgel wordt naar Bovensmilde verplaatst door Jan Proper. Boven de klaviatuur hangt een opschrift."Geschenk ter herinnering aan de nagedachtenis van de Familie Sickens, Bovensmilde 4juni 1897, Gebrs. de Wal". (Vroeger hing dat onder de middentoren van het front.) Volgens de Groot betrof het een aanzienlijke en rijke familie, die uitstierf en het orgel ten geschenke gaf, waarbij de familie De Wal bemiddeling verleende. Dhr. Jans Vrieling, organist van de kerk, deelde mee dat deze Gebr. de Wal de nalatenschap van mevrouw Jantsje Sickens (1833-1897, ze was op 24 januari 1897 gestorven) voor het orgel bestemden. Door die omstandigheid zijn in Bovensmilde geen historische gegevens over de levering te vinden. Wèl is gevonden, dat op 28 maart werd gecollecteerd voor de orgelgalerij en dat op 30 juli 1897 f 341, werd betaald voor het maken van die galerij. Het orgel geeft te kennen, dat de buitenste zijvelden veel recenter zijn dan de rest. Al het stijl- en regelwerk van het front is van eiken met pen- en gatverbindingen samengebracht. Ook het zaagwerk dat als blinderingen is aangebracht is van eiken. Buiten de buitenste zijstijlen van de spitstorens is alles van vuren. Dat geldt ook voor zijwanden en achterwand. In het dak is alleen het gedeelte van de middentoren van eiken en zeer oud, het overige is ook van vuren. Het lijkt erop dat de middentoren oorspronkelijk hoger geplaatst was en dat de pijpen uit de middentoren, met toevoeging van één pijp, gebruikt zijn voor de zijvelden. De pijpen in de huidige middentoren zijn jonger en bezitten expressions als steminrichting. In 1897 is een geheel nieuwe klaviatuur aangebracht aan de linker zijkant. De registerknoppen werden direct boven het klavier aangebracht. Ze werden voorzien van witte porseleinen plaatjes, waarop de namen in zwarte letters zijn aangebracht. In samenhang hiermee werd de gehele speel- en registermechaniek in 1897 nieuw gemaakt. Ook de windvoorziening werd nieuw geleverd in 1897. Onder in het orgel werd een magazijnbalg gelegd, met daaronder twee schepbalgen, te bedienen met een handpomp, aangebracht in de rechter zijwand. Ook een windzicht was daar geplaatst.
Na al deze veranderingen is de volgende situatie ontstaan:
Manuaal | C - f''' | |
Prestant | 8 vt | C-Fis gecombineerd met Holpijp, G-B hout, laat 19de-eeuws, cis0 1809, c0-d3 l8de-eeuws (uitgezonderd cis0), ds3-P 1809 |
Holpijp | 8 vt | oud |
Voix Celeste disc. | 8 vt | Prestant 8 vt disc. van 1809, omgestemd in 1897 |
Speelfluit | 4 vt | oud |
Quintfluit | 3 vt | oud |
Octaaf | 2 vt | oud |
Fernfluit | 8 vt | 1887 of 1897 |
Prestant | 4 vt | oud, makelij verschillend |
Trompet | 8 vt | loos |
? | 4 vt | loos |
Expression | ||
Tremulant |
Frontpijpen geschilderd in aluminiumbrons, daaronder resten tinfoelie
aangetroffen, daaronder resten verguldwerk.
Genealogische en
heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Drenthe 1937
193x: Johan
van Meurs noteert de gegevens van het orgel in zijn dispositiecahier
Klik op
de afbeelding voor een vergroting
Uit het boek van Jaap
Brouwer: Johan van Meurs - Een studie over een pionierend orgeladviseur
1962-1963:
Het orgel wordt wit geschilderd.
Situtatie voor
1976 vanuit http://www.kerkeninbeeld.nl
(08)
Beeldbank Drents
Archief
1971: Dr. Oussoren (Rijksadviseur van
Monumentenzorg voor orgels bezoekt op verzoek van Adrianus de Groot Bovensmilde
en bericht via een brief
d.d. 25 mei 1971 dat het orgel monumentale waarde heeft.
1972:
op 24 juli bracht het Provinciaal Museum van de provincie Drenthe in opdracht
van de kerkvoogdij van Bovensmilde een rapport uit in samenwerking met Willem
Retze Talsma. Bladzijde 01,
02 en
03. (15)
1976: De jongste schilderbeurt
van het front vond plaats in 1976, toen het orgel egaal groen werd geschilderd.
In 1962-'63 was het orgel wit geschilderd, in 1897 was het in eiken imitatie
opgeleverd. Uit de Kamper periode dateert nog een gegeven (uit 1847) toen als
kleur wit werd bepaald. Er moeten vroeger vaaspotten op het orgel gestaan
hebben. Deze zijn al lange tijd geleden verdwenen. (15)
1977: Adrianus de Groot schrijft in september 1977 een
rapport omtrent de geschiedenis van het orgel. Bladzijde
01,
02,
03 en na enkele
pagina's diverse bronnencitaten, devondsten vanuit het archief van de Hervormde
kerk Bladzijde 01 en
02.
Op de
pagina's 22,
23,
24,
25,
26 en
27 beschrijft hij
het isntrument. Op de pagina's
28 en
29 twee
reconstructie-tekeningen. (15)
1978: Op 28 juni stuurt Reil het eerste restauratievoorstel.
Pagina's 01,
02 en
03. (15)
1980:
Brief d.d. 12 februari 1980 van Reil met een voorstel voor een restauratie
in 2 fasen. Specificatie
van deze eerste fase.
Brief
d.d. 18 maart 1980 van de kerkvoogdij aan het Ministerie van WVC met de vraag of
het misschien mogelijk is na de afwijzing van het vorige verzoek de restauratie
in 2 fases te laten uitvoeren. (15)
1986: Van 1977 zijn er al plannen om het orgel te restaureren,
maar gebrek aan middelen verhinderen de realisatie er van.
Op 14 mei 1986
beslist het Ministerie van Welzijn, Gezondheid en Cultuur (WVC) 80% van de
restauratie te subsidieren. Zie brief pagina's
01,
02 en
03.
Op 14 juli 1986
gaat er een brief vanuit de
kerk naar de orgelmakers Reil dat de restauratie kan worden uitgevoerd.
Op 23
juli 1986 komt er een brief
binnen van het Bureau Monumentenzorg van de provincie Drenthe, waarin er een
subsidie van 10% vanuit de provincie wordt toegezegd.
Op 5 november 1986
wordt echter een
restauratiecontract gesloten, omdat men de financiering rond heeft.
Begeleidende
brief bij het contract. (15)
1987: De fa. Reil wordt
uitgenodigd om op de
gemeenteavond van 19 februari 1987 uitleg te geven omtrent de komende
restauratie. (15)
1988: Restauratie door Reil uit
Heerde. Adviseur was Klaas Bolt. De ingebruikneming vond plaats op 5 juli 1988.
De nieuwe registeropschriften werden gemaakt door August Laukhuff uit Duitsland
zie brief d.d. 8 februari
1988.
De eindkeuring wordt verricht door Klaas Bolt. Namen de Hervomde
orgelcomissie was Aart van Beek aanwezig.. Het eindrapport is gedateerd op 4
augustus 1988. Bladzijde 01
en 02.
In een brief van
16 juli 1988 aan de Hervomde kerk van Bovensmilde evalueert Klaas Bolt de
restauratie van het orgel. Bladzijde
01 en
02
Orgelmakerij Reil
houdt de ontwikkelelingen vanaf 1980 tot 1988 op hoofdlijnen bij op een
aantekenblok.
Informatie 01 en
02 omtrent het intoneren
van het pijpwerk. (15)
Voor foto's zie bijlage:
Tijdschrift Kerk en Muziek (1989-03) van de VOGG
Een uitstekende beschrijving van de restauratie van het orgel is te vinden in
onderstaand artikel:
Het Orgel 1988-10 Het orgel in de Hervormde kerk te Bovensmilde door Jan
Jongepier (09)
Dat in de Hervormde kerk van Bovensmilde een klein orgel van oude herkomst stond,
was al geruime tijd in kleine kring bekend. Jaren geleden stuurde Adri de Groot,
die nu in de U.S.A. woont, mij eens een door hem geschreven rapport over het
orgel op. Door zijn toedoen werd de belangstelling voor het orgel gewekt. Thans
is de restauratie van het orgel voltooid Deze werd uitgevoerd door de
orgelmakers Gebr. Reil te Heerde. Adviseur was Klaas Bolt. De ingebruikneming
vond plaats op 5 juli 1988.
De restauratie heeft meer klaarheid gebracht in de historie van het orgel en de
datering van de onderscheiden delen daarvan. Maar ook archiefonderzoek heeft de
geschiedenis, en vooral ook de herkomst van het orgel grotendeels kunnen
ontrafelen.
Boven de klaviatuur hangt een opschrift. “Geschenk ter herinnering aan de
nagedachtenis van de Familie Sickens, Bovensmilde 4 juni 1897, Gebrs. de Wal.”
(Vroeger hing dat onder de middentoren van het front.) Volgens De Groot betrof
het een aanzienlijke en rijke familie, die uitstierf en het orgel ten geschenke
gaf, waarbij de familie De Wal bemiddeling verleende. Dhr. Jans Vrieling,
organist van de kerk, deelde mee dat deze Gebr. de Wal de nalatenschap van
mevrouw Jantsje Sickens (1833- 1897; ze was op 24 januari 1897 gestorven) voor
het orgel bestemden. Door die omstandigheid zijn in Bovensmilde geen historische
gegevens over de levering te vinden. Wèl is gevonden, dat op 28 maart werd
gecollecteerd voor de orgelgalerij en dat op 30 juli 1897 ƒ 341,- werd betaald
voor het maken van die galerij. Kort daarop blijkt J. Proper het orgel in
onderhoud te hebben. Toen het spoor naar Proper verwees, kwam de Doopsgezinde
kerk van Kampen in beeld, waar Proper uitgerekend in 1897 een nieuw orgel had
gebouwd, en het oude voor ƒ 300,- had ingenomen. Het is inderdaad dit oude orgel
dat naar Bovensmilde is gegaan.
De Doopsgezinden van Kampen maakten vanaf 1823 gebruik van een Middeleeuws
kerkgebouw. Vóór de Reformatie was het de kapel van het Nonnenklooster St.-Anna.
Vanaf ca. 1600 tot 1818 deed het dienst als Waalse kerk. Het onderzoek richtte
zich dus in eerste instantie op de orgelgeschiedenis van de Waalse Gemeente.
In 1684 werd in de gemeente geld ingezameld voor de aanschaf van een orgel. Dat
orgel is er ook gekomen, want men richt een verzoek aan de overheid om een
bijdrage voor de organist, aangezien men die niet kon betalen. Alle
onderzoekingen ten spijt is de naam van de bouwer echter niet gevonden. Ook het
intensief uitgevoerde onderzoek van het thans nog aanwezige pijpwerk heeft niet
kunnen leiden tot een onderbouwde toeschrijving.
Het orgel is waarschijnlijk een één- klaviers orgel geweest met klaviatuur aan
de achterzijde, ongeveer acht registers en een omvang van C, D-c3. Van dit werk
zijn nu nog aanwezig het front, zij het in gewijzigde vorm, en vijf registers
pijpwerk. De frontpijpen zijn geheel verguld geweest.
Na onderhoud, o.a. door Joost Derck Jalinck (vanaf 1712) en A. A.Hinsz (vanaf
1743), komt een ingrijpend herstel door L. van Dam uit Leeuwarden in 1809. Aan
Luitjen Jacob van Dam werd hiervoor op 28 januari 1810 240 gulden uitbetaald,
terwijl de koster later in het jaar nog 50 gulden krijgt voor uitgaven ten bate
van het orgelherstel.
Wat Van Dam veranderd heeft, is uit het bewaard gebleven materiaal afgeleid. De
huidige lade is van zijn hand. Deze heeft 54 tonen, waaruit we kunnen afleiden,
dat Cis en cs3-f werden bijgemaakt voor alle registers. Dat is ook nu nog te
zien. Tevens voegde Van Dam een Prestant 8 vt disc. toe. Ook dit register is nog
aanwezig. Bij de restauratie kon worden vastgesteld dat de lade van 1809 nog van
een stekermechaniek voorzien is geweest, dus met achterkantbespeling als
balustrade-orgel. Ook kon worden vastgesteld dat de lade van 1809 nog binnen het
oudste frontgedeelte paste, d.w.z. achter het huidige front zonder de buitenste
zijvelden.
Als de Doopsgezinden in 1823 het kerkgebouw betrekken, zoeken zij de orgelmakers
Van Gruisen uit Leeuwarden aan voor het onderhoud. Betalingen zijn gedaan in
1825, 1832, 1835, 1836, 1837. In 1841 stemt Naber het orgel.
Na veel voorbereidingen wordt in 1847 de kerk met het daarin aanwezige meubilair
door de Doopsgezinde Gemeente aangekocht van de Hervormde Gemeente, die vanaf
1810 eigenaar was. Zwier van Dijk herstelt het orgel voor 80 gulden.
In de dispositieverzameling van Broekhuyzen wordt dit bevestigd: “[...] Dit
kerkgebouw werd in 1848 aanmerkelijk herbouwd; het orgel uit elkander genomen
door de heer C. van Dijk, muzijkdillettant te Kamperveen woonachtig, toen
schoongemaakt gerepareerd. Geëxamineerd door H. van der Duissen, organist aldaar
[...].”
De door Broekhuyzen genoemde dispositie roept enkele vragen op. In de eerste
plaats kan men zich afvragen wie verantwoordelijk was voor de verbouwing tot
(semi) 8-voets orgel, die blijkbaar reeds had plaats gevonden. In de tweede
plaats noemt hij geen 4-voets Fluit, die echter, blijkens het bewaard gebleven
pijpwerk, wèl aanwezig moet zijn geweest. Broekhuyzen meldt:
een handclavier, 2 blaasbalgen.
Prestant D 8 v.
Prestant 8
Holpijp 8
Octaaf 4
Octaaf 2 v.
Quint 3
Mixtuur 3-4 st.
Sexquialter disc. 3-4 st.
Tremulant
Ventil
Zwier van Dijk krijgt het orgel daarna in onderhoud. In 1887 is het orgel aan
herstel toe. Men wil ook registers laten vervangen. Zwier van Dijk krijgt in dat
jaar ƒ 250,- uitbetaald voor herstel. De kerkeraad spreekt lovende woorden over
het geleverde werk. In 1888 ontvangt J. Proper ƒ 45,- voor orgelherstel. Wanneer
in 1896 een legaat van ƒ 3.000,- wordt ontvangen, besluit
de kerkeraad een geheel nieuw orgel te laten maken. J. Proper maakt daarop in
1897 voor ƒ 1.800,- een tweeklaviers 8-voets orgel, dat ook nu nog in Kampen aanwezig is.
Hij neemt het oude orgel in voor ƒ300,-.
Hier eindigt dus het gedeelte van de historie dat zich te Kampen afspeelt. Wat
er in Bovensmilde nog na 1897 gebeurd is, lijkt niet zo veel te zijn.
Meer is er waarschijnlijk gebeurd in 1897, bij de levering naar Bovensmilde.
Maar dat zijn dan gegevens, die uit het orgel zelf moesten worden afgeleid. Het
orgel geeft te kennen,
dat de buitenste zijvelden veel recenter zijn dan de rest. Al het stijl- en
regelwerk van het front is van eiken, met pen- en gatverbindingen samengebracht.
Ook het zaagwerk dat als blinderingen is aangebracht, is van eiken. Buiten de
buitenste zijstijlen van de spitstorens is alles van vuren. Dat geldt ook voor
zijwanden en achterwand. In het dak is alleen het gedeelte van de middentoren
van eiken en zeer oud, het overige is ook van vuren.
Het lijkt erop dat de middentoren oorspronkelijk hoger geplaatst was en dat de
pijpen uit de middentoren, met toevoeging van één pijp, gebruikt zijn voor de
zijvelden. De pijpen in de huidige middentoren zijn jonger en bezitten
expressions als steminrichting.
In 1897 is een geheel nieuwe klaviatuur aangebracht aan de linker zijkant. De
registerknoppen werden direct boven het klavier aangebracht. Ze werden voorzien
van witte porseleinen plaatjes waarop de namen in zwarte letters zijn
aangebracht. In samenhang hiermee werd de gehele speel- en registermechaniek in
1897 nieuw gemaakt. Ook de windvoorziening werd nieuw geleverd in 1897. Onder
in het orgel werd een magazijnbalg gelegd, maar daaronder twee schepbalgen, te
bedienen met een handpomp, aangebracht in de rechter zijwand. Ook een windzicht
was daar geplaatst.
Na al deze veranderingen was de volgende situatie ontstaan:
Manuaal, C-f3
Prestant 8 vt ;C-Fs gecombineerd met Holpijp, G-B hout, laat
19de-eeuws, cis0 1809, c°-d3 18de-eeuws (uitgezonderd cis0), ds3-P 1809
Holpijp
8 vt oud
Voix Celeste disc.8 vt disc. van 1809, omgestemd in 1897
Speelfluit 4 vt oud
Octaaf 2 vt oud, makelij verschillend
Quintfluit 3 vt oud
Fernfluit 8 vt Fabrieksmakelij 1888 of 1897?
Prestant 4 vt
Trompet = windlosser
Fluit van na 1897
Expression
Tremulant
Frontpijpen geschilderd in aluminiumbrons, daaronder resten tinfoelie
aangetroffen, daaronder resten verguldwerk. De jongste schilderbeurt van het
front vond plaats in 1976 toen het orgel egaal groen werd geschilderd. In
1962-’63 was het orgel wit geschilderd, in 1897 was het in eiken imitatie
opgeleverd. Uit de Kamper periode dateert nog een gegeven (uit 1847) toen als
kleur wit werd bepaald. Er moeten vroeger vaaspotten op het orgel gestaan hebben. Deze zijn al lange tijd geleden verdwenen.
Restauratie
De thans door de orgelmakers Gebr. Reil uitgevoerde restauratie
impliceerde in de eerste plaats aanvaarding van de gegroeide toestand, wat
technische aanleg betreft. Kas, frontstructuur, mechanieken en windvoorziening
werden in de aangetroffen vorm geaccepteerd. Daarnaast werd gepoogd, een vroeger
klankconcept te reconstrueren, in grote lijnen een toestand, die in 1809 zo zou
kunnen zijn geweest. Hiertoe is het orgel weer tot viervoets instrument
teruggebracht. De frontpijpen zijn weer als Prestant 4 voet aangesloten,
waarvoor de oude pijpen in de zijvelden als grootste zijn benut en de
middentoren loos is gebleven.
Alle conducten naar het front zijn uit lood nieuw gemaakt. Ook de Prestant 8 vt
disc. is weer als zodanig hersteld.
Weinig verandering was er ten aanzien van de registers Holpijp, Speelfluit,
Quintfluit en Octaaf 2 vt.
Nieuw gemaakt werden de registers Mixtuur, Sexquialter en Trompet. Voor de
Mixtuur en de Sexquialter waren er aanwijzingen omdat de oude pijpstekken waren
afgedicht.
De Trompetstok was echter niet geboord. Voor de Trompet is een voorbeeld van Van
Dam aangehouden (Hindeloopen, 1813).
Een nieuw klavier werd gemaakt, met daarbij een nieuwe winkelbalk voor de
speelmechaniek. Voor het pedaal werd een nieuwe mechaniek gemaakt en werd een
klavier uit voorraad geleverd.
De windvoorziening werd gerestaureerd, de handpomp en het windzicht zijn er niet
meer, waarschijnlijk reeds verdwenen toen ca. 1960 een windmachine werd
geplaatst. Deze windmachine is nu in een nieuwe eiken dempkist naast het orgel
opgesteld. Kas, windlade en mechanieken ondergingen ten slotte het noodzakelijke
algehele herstel.
Beschrijving
Het frontschema is:
9 | 9 | |||||
4 | 7 | 9 | 5 | 9 | 7 | 4 |
Foto
Wikimedia (13)
De labia zijn spits ingeritst, en verguld met bladgoud. De kleuren van de kas
zijn nog steeds die van 1976, hoofdkleur is groen. Ornamenten zijn wit. De
ornamentiek is in hoofdzaak grof, gebundelde voluten onder de torens, zaagwerk
als blinderingen. Tussen de torens, boven de velden, is het enige gesneden werk
te zien, gebogen festoenen. Op de middentoren een lier, ook weer zaagwerk.
De klaviatuur bevindt zich aan de linker zijkant. Het klavier is van Reil, korte
toetsmaat (11,1 totaal, 3,9 voorste deel), beenbeleg in twee delen per toets,
siergroefjes, ebben nageltjes. Eiken bakstukken, rechthoekig van vorm, aan de
voorzijde van het klavier een zware geprofileerde eiken lijst. Het pedaalklavier
lijkt vroeg 20ste-eeuws, boventoetsen van aflopende lengte. Het ligt in de
bedoeling dit (moderne) pedaalklavier nog te vervangen.
De registerknoppen van 1897 zijn gehandhaafd, porseleinen plaatjes voor Mixtuur,
Sexquialter, Trompet en Tremulant/Ventil zijn nieuw.
Voor de registers Sexquialter en Quintfluit is een registerdeling h°/cl gemaakt
door het toepassen van een halve registerstand. Ook voor Tremulant/Ventil is
zoiets gemaakt, in de eerste stand is het register Tremulant, met een schuifje
wordt dan een pneumatiekbuis die uit de balg komt in werking gesteld, die
vervolgens commando aan de pneumatische Tremulant geeft, in de tweede stand
wordt langs mechanische weg het Ventil in werking gesteld, een klepje met blad
veer op het windkanaal.
Het walsraam van 1897 is van eiken, de walsen zijn van grenen, de armen aan de
onderzijde van palmhout, aan de bovenzijde van metaal. De registermechaniek
heeft eiken trekstokken, korte ijzeren hefbomen in een grenen regel met as,
eiken klossen bij de bevestiging aan de slepen. Het nieuwe pedaalwalsbord is van
eiken. Alle draadwerk is nieuw, van messing.
De lade ligt op drie grenen liggers op een grenen stelling binnen de kas. De
lade is van eiken en bezit drie inliggende voorslagen, vastgezet met platte
messing klemmen. Op voorslagen en achterregel van het raam zijn overeenkomstige
telmerken ingekerfd. Stokken en roosters zijn eveneens van eiken. De
cancelvolgorde is, van achteren bezien:
Indruk
De restauratie heeft een sympathiek uitgangspunt gekozen. Voor elke
reconstructie zou immers veel
nieuw moeten worden gemaakt waarvoor in feite geen enkel gegeven voorhanden was.
Het is verheugend, dat middelen gevonden werden om het klankbeeld te herstellen.
De oude registers komen
nu tot hun recht, en de nieuwe registers voltooien het klankbeeld op waardige
wijze.
De klank van het orgel is in hoofdlijnen vol en vocaal. De Prestant 4 vt is in
de discant wat flüté, zeer geschikt om ook solo mee te spelen.
De 2 voet is meer glanzend, sterker ook. De Holpijp is zeer vol, de 4-voets
fluit wat soepeler, de 3 voet weer vol van toon.
De Prestant 8 vt discant komt dan duidelijk uit een andere wereld, maar kan juist door
zijn contrast verrassend werken. De nieuwe vulstemmen zijn wat karakter betreft
goed getroffen naar mijn smaak en vormen in hoofdlijnen een goede eenheid met de
oude registers. Wel vind ik in de discant het boventoonbeeld hier en daar wat
gespannen zodat piektonen ontstaan die hinderlijk klinken. Ook op het gebied van
de toonvorming zijn ongelijkheden aanwezig, die bij een eerstvolgende stembeurt
misschien nog eens nagelopen kunnen worden. De Trompet heeft een bescheiden,
boventoonrijk klankbeeld, vanuit de è-karakteristiek gedacht, maar zeker niet te
scherp. Het register vermengt zich goed met alle mogelijke combinaties van
grondstemmen, vanaf 8 en 4 voet. In het plenum wordt de Trompet volmaakt
opgenomen en ontstaat een zeer goed getroffen balans tussen tongwerk en
labiaalwerk, waarin de Trompet zowel grond- toonversterkend werkt als nog glans toevoegt.
Ook in technisch opzicht is de restauratie vlekkeloos uitgevoerd. Het werk
getuigt in alle opzichten van groot vakmanschap en uiterste zorg. Met de
vormgeving van het klavier is nu ook duidelijk iets van Reil-identiteit aan
het orgel toegevoegd. Een bewuste keuze?
Huidige dispositie:
Manuaal | C-f''' | |||||
Prestant | 8 vt | C-dis2 front, 1684, zijvelden, spitstorens, onderste tussenvelden; e'' -f'' binnen, e2 en f'' 1684, rest 1988 | ||||
Holpijp | 8 vt | 1684, geheel metaal, beweegbare hoeden | ||||
Prestant | 4 vt | 1809, "disc." staat niet op het registerplaatje, omdat het oude plaatje van de doorlopende Prestant is gebruikt; naaminscriptie 'Prestant 8' op c". | ||||
Speelfluit | 4 vt | 1684, gedekt, cis3-f''' 1809, conisch | ||||
Octaaf | 2 vt | 1684 | ||||
Quintfluit | 3 vt | 1684, gedekt, f'' - c''' open, cilindrisch,cis''' - f''' 1809, conisch | ||||
Mixtuur | 3 st | 1988 Samenstelling: | C 1 1/3 1 2/3 |
C 2 1 1/3 1 |
c' 2 2/3 2 1 1/3 |
c'' 4 2 2/3 2 |
Sesquialter | 2 st | 1988 Samenstelling: C: 1 1/3, 4/5 c: 2 2/3, 1 3/5 | ||||
Trompet | 8 vt | 1988; eiken stevels en koppen, bekers C - B cilindrisch op voet, rest trechtervormig, hangers ook nieuw, van grenen | ||||
Pedaal | C - h | Aangehangen |
Het pijpwerk uit 1684 kenmerkt zich door een hoog loodgehalte. Bij veel pijpen is een
duidelijke linnenafdruk op het metaal te zien, waaruit blijkt dat op linnen gegoten is.
Ook is de structuur van de hamerbewerking te zien bij grotere pijpen Bij de gedekten is
nauwelijks een labiumvorm waar te nemen, waar zichtbaar, ziet men een halfrond bovenlabium
De binnenpijpen van de prestanten uit 1684 bevatten ingeritste, iets schuin toelopende
zijlijnen, aan de bovenkant een vaag-ronde beëindiging.
Toonhoogte-letters staan bij de kruising van de naden, linksonder en linksboven.
Opvallend is de nog aanwezige rode soldeerverf aan de buitenkant bij alle naden.
Alle gedekten hebben nu beweegbare hoeden. In de hoeden zijn resten van kranten uit
1809 en 1847 aan getroffen. Bij alle registers uit 1684 is Cis uit 1809 en zijn de pijpen
voor cis''' -f''', voor zover nog niet aangegeven, uit 1809. Het oude pijpwerk bevat geen
tot zeer weinig kernsteken. Als windruk is nu aangehouden 63 mm
De enigszins ongelijkzwevende temperatuur is volgens
Young, 1800. Toonhoogte 466Hz
Nieuwsblad van
het Noorden 07-10-1987
2004: Vanwege het PKN-proces is de kerk gesloten. Op 21 november 2004 werd de laatste dienst gehouden. De gemeente kerkt nu in de Gereformeerde kerk van Bovensmilde.
2005-2009: De kerk wordt gehuurd door de Gereformeerd Vrijgemaakte
kerk van Assen, Kloosterveen. Zij bouwen in Assen, Kloosterveen een nieuwe kerk.
De nieuwe gereformeerd Vrijgemaakte kerk "Het Lichtpunt"
in Assen is in september gereed gekomen en het huurcontract is daarmee
beéindigd.
2010: In het tijdschrift "Het orgel" 2010-01
komt het orgel voor in een artikel van A.H. Vlagstra "Drie viervoets-orgels uit
de periode 1680-1725". Zie PDF.
2014: De kerk is nu eigendom van de
Stichting Oude Drentse kerken
2017: De kerk is
gerestaureerd en voorzien van een nieuw bijgebouw. De PKN van Bovensmilde maakt
nu weer gebruik van de deze kerk en heeft de
Gereformeerde kerk afgestoten
2018: Door orgelmaker
Henk Heideveld is een LED-verlichting aangebracht boven de lessenaar. Ook is de
orgelbank verlaagd en kan hij met vullatten weer worden verhoogd. De tremulant
gerepareerd en verbeterd. Het mechaniek van het pedaal werd bijgesteld.
Bronvermelding:
Boek/Tijdschrift | Bladzijde | Titel | Auteur |
Het Orgel 1988/10 | 414-418 | Het orgel in de hervormde kerk te Bovensmilde | Jongepier Jan |
Het Orgel 2010/01 | 20-35 | Drie viervoets-orgels uit de peiode 1680-1725 | Vlagsma A.H. |
Hervormde kerk Bovensmilde 1825-2005: | 9-17 | Geschiedenis orgel voert terug naar 17e eeuw - Orspronkelijk éénklaviersorgel uit Waalse kerk Kampen | Jans Vrieling |
Het Hollandse orgel in de periode van 1670 tot 1730 | 126 | Auke Hendrik Vlagsma |