Eelde, Hervormde kerk

Voor uitgebreide informatie zie de website Oude Drentse kerken in beeld

Deze kerk wordt al genoemd  in een koopakte van 1139 en werd gewijd aan de Hl. Maagd Maria en St. Gangulphus. Tijdens de restauratie in 1973 werd de bodem van de kerk onderzocht en daarbij vond men de fundering van een smalle tufstenen kerk (7 x 12 meter), die aan de westzijde een ingebouwde toren had. De kerk had dus een zgn. gereduceerd westwerk, zoals we dat nu nog bij enkele Romaanse kerken in Groningen en Friesland aantreffen. Bij de bouw van de huidige kerk heeft men een gedeelte van de tufsteen van de oudere kerk verwerkt in de west-en in de noordgevel. De kloostermoppen, grote, rode bakstenen, zijn of in een veldoven bij de kerk gebakken of zijn afkomstig uit het klooster in Aduard.  De overigens uit baksteen opgetrokken kerk zal gebouwd zijn in de 14de eeuw. Daarop wijzen de (gedichte) smalle langwerpige spitsboogvensters in het oostelijk deel van noord- en zuidmuur. Een tweede aanwijzing voor de bouw in de voor deze streken vroeg gotische periode is het fries van elkaar doorsnijdende rondbogen langs de bovenrand van de koormuren. Een dergelijk Romaans aandoend fries kan men moeilijk veel later plaatsen. De muren van het driezijdig gesloten koor worden versterkt door rechte beren, blijkbaar aangebracht met het oog op een vroegere overwelving, waaraan inwendig nog schalken met lijstkapitelen herinneren. In het schip zijn geen gewelfsporen gevonden.
Bij de restauratie in 1973 is aan het muurwerk weinig veranderd; de gotische ingangen in noord- en zuidmuur bleven dicht en de witte dagkanten van de later ingebroken vensters werden gehandhaafd. Wel werd in het koordak een kapel aangebracht met een wijzerplaat, zoals deze ook vroeger daar aanwezig was. Wat het gebouw betreft is dit herstel een goed voorbeeld van een moderne restauratie, ook wel consolidatie genoemd, waarbij constructieve gebreken worden hersteld, maar het gebouw overigens zo weinig mogelijk wordt teruggerestaureerd naar een vroegere toestand, opdat de gehele bouwgeschiedenis tot zijn recht kan blijven komen.
De drempel bij de deur is waarschijnlijk een altaarsteen geweest. De vijf kruisjes: 'de wonden van Christus', zijn niet zichtbaar. Men vermoedt dat de steen is omgedraaid.
Op het dak van het koor staat een windvaan, die een springend paard voorstelt, het heeft vermoedelijk betrekking op de paardenmarkt. Daaronder de klok met jaartal 1973. Onder de goot een rondboogfries.
Aan de noordkant, de donkere kant, werden misdadigers begraven. Hier huisde de duivel, dacht men. Vroeger moesten de vrouwen deze ingang gebruiken. Ondanks de zonde van Eva waren twee van de drie altaren gewijd aan twee vrouwen Maria en Catharina.

De Dorpskerk heeft geen toren maar een dakruiter, waarop een haan staat. Symbool van Christus en tevens van waakzaamheid tegen het kwaad. De luidklok in de dakruiter is gegoten in 1948. De vorige klok werd in 1943 door de Duitsers geroofd. In de 18de eeuw zijn de ingangen aan de noord- en zuidzijde, respectievelijk voor de vrouwen en de mannen, dichtgemaakt. Links van de manneningang zit een laag venster.

Anders dan het gebouw is de inrichting bij de restauratie wel gewijzigd. De banken werden vervangen door stoelen, hetgeen meer mogelijkheden geeft bij het gebruik en met het verdwijnen van het massieve bankenblok heeft het interieur ook een wat lichter en levendiger aanzien gekregen. De lange eiken herenbank met fraai gesneden luifel (18de eeuw), die in twee delen onder het orgel stond, is tot één geheel samengevoegd en tegen de noordmuur geplaatst. Hierdoor was het mogelijk het schot onder het orgel in oude luister te herstellen. Dit schot bleek nl. beschilderd te zijn met imitatie marmeren platen binnen een gele omlijsting. Niet herplaatst werden de voorste twee van vier eiken banken tegenover de preekstoel, alsmede het doophek. Deze onderdelen werden deels verwerkt bij het herstel van het andere meubilair. De inrichting van het koor met de hoge lambrisering bleef intact. Uit liturgisch en esthetisch oogpunt is deze verandering een belangrijke verbetering. Uit monumentaal oogpunt, kan men deels van winst, deels van verlies spreken. De deur in het koor werd wellicht gebruikt om bij begrafenissen vanuit de kerk op het kerkhof te komen. In 1828 werd het begraven rond de kerk verboden.
De kerk heeft een tongewelf en is wit bepleisterd.

Het meubilair bestaat uit een gave zeskantige preekstoel uit 1621. Het klankbord boven de preekstoel is versierd met snijwerk en door met halve maantjes bekroonde bollen. Men beweert dat het geuzentekens zijn. Liever Turks dan Paaps was het motto van de Geuzen. Het kan ook om een andere symboliek gaan, de maan krijgt licht van de zon en de gemeente ontvangt het licht van Christus of het is een versieringsmotief.
Onder de preekstoel bevindt zich de oudste grafsteen (1545) Tegenover de preekstoel staat vermoedelijk de bank van het Nijsinghhuis. In die bank zitten nu de ambtsdragers van de kerk. De bank is versierd met een achtpuntige ster. Bij de restauratie in 2000 is op de noordelijke muur een wijdingskruis en uit de Rooms Katholieke tijd.
Het doopvont dateert uit 1980. In de doopvont staat de tekst: "Want bij U is de bron des levens; in Uw licht zien wij het licht". Psalm 36:10. Aan de zijkanten van het bekken zijn reliëfs aangebracht. Verder een avondmaalstafel in de vorm van een originele balpoottafel uit 1631, een gesmeed ijzeren stander met koperen bekken uit 1780 en drie herenbanken. Naast de reeds genoemde bank met lange luifel, een bank met achtpuntige ster in het schip en een bank met overhuiving in het koor. De laatste heeft op het forse schild de wapens Van Welvelde en Van Burmania. Otto van Welvelde (overleden 1691) was collator van de kerk in Eelde.
Het avondmaalszilver van de dorpskerk in Eelde heeft een bijzondere geschiedenis. Tot 1894 was de kerk in het bezit van een prachtige bewerkte bokaal, begin 17de eeuw en een fraaie zilveren broodbak in Rollandse Rococo stijl (deze was oorspronkelijk bedoeld als luiermand). Het avondmaalszilver werd verkocht aan een Utrechtse kunstverzamelaar voor 4000 gulden. Dit avondmaalszilver bevindt zich nu in het Rijksmuseum van Amsterdam. Na de verkoop kochten de kerkvoogden een nieuw avondmaalsstel bestaande uit twee wijnkannen, drie broodschotels, twee bekers en twee offerschalen voor 1670 gulden dat nog steeds in gebruik is.

In het koor liggen enkele interessante 17de en 18de eeuwse zerken. Aandacht verdient echter vooral de fraaie zandstenen zerk onder de preekstoel. Het randschrift luidt: "Anno domini 1545 storf vrou Eltike Sigers (to der bo) rc des dinsedages voer karsmis de got genedic si". Midden: "Reint Sigers to der bore". In het midden het wapen Sigers ther Borch met groot helmteken. Ook de hoeken hebben wapenschilden.

Uniek voor Drenthe is de beschildering uit 1715 van het houten koorgewelf. Aan de randen zijn wapenschilden afgebeeld: aan de noordzijde het wapen Canter, aan de oostzijde Van Welvelde en aan de zuidzijde Nysingh. Het grote tafereel in het midden is waarschijnlijk een uitbeelding van Psalm 141 : 2: "Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan. Het opheffen van mijn handen als avondoffer". De allegorische figuur van het gebed (met gebedenboek) ontvangt de krans der overwinning. Op de achtergrond een engel met het schild des geloofs en de palmtak der overwinning. Deze plafondschildering werd in 2000 gerestaureerd.

Bronnen:

Dr. Regn. Steensma Langs de oude Drentse kerken (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn)
J.F. Ranck Kuyten De hervormde kerk te Eelde
Drentse Courant Artikelenserie Drentse kerken 2000/2001

Restauratie / Heel Eelde dokt voor de dorpskerk door Hester Haarsma 2001-03-30

Verf brokkelde van de muren, de houten-plafondschildering was behoorlijk vervuild: het oude veertiende-eeuwse kerkje in Eelde kon een flinke opknapbeurt goed gebruiken. De hulp kwam er, niet alleen van de eigen kerkleden maar vooral van de dorpelingen buiten de geloofsgemeenschap.

"De verf op de muren bladderde af. Je kon het bijwerken, witten, maar het haalde niks uit. Na enkele weken ging het weer mis. Volgens deskundigen waren de kerkmuren te nat en te zout.'' Dakgoten moesten het gebouw voor verder verval behoeden, vertelt P. Ringnalda, voorzitter van de kerkenraad. Na een paar jaar was de kerk eindelijk zover 'opgedroogd' dat het stucwerk vernieuwd kon worden. Totale kosten van de restauratie: drie ton.

Dat een dorpsgemeenschap duizenden guldens in een oud kerkgebouw pompt, wordt echter steeds uitzonderlijker in de noordelijke provincies. Door de voortdurende hoge restauratiekosten besluiten bijvoorbeeld steeds meer kerkbesturen in Groningen hun pand te verkopen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. De gelovigen betalen een bruidsschat aan de stichting, een geldbedrag waarvan het gebouw wordt opgeknapt. Vervolgens kunnen verschillende organisaties de kerk gaan huren.

In het noordelijke Drentse dorpje heeft het kerkbestuur de stichting Vrienden van de Dorpskerk Eelde opgericht, in een poging ook de dorpsbewoners die niet behoren tot de Sow-geloofgemeenschap van een kleine tweehonderd zielen te laten meebetalen aan het herstel van het kerkje.

Waarom geen verkoop? "Als wij dit gebouw willen afstoten, moeten we een bruidsschat betalen van een ton. Voor de restauratie van het kerkje zijn we, de subsidie meegerekend, ongeveer evenveel kwijt. Met het voordeel dat we nu zelf een bestemming aan het gebouw kunnen geven. Er worden hier concerten gegeven en het is een stiltehuis waar mensen een kaars kunnen aansteken'' zegt Ringnalda.

"In de zomer is zestigduizend gulden opgehaald'', glundert hij. De helft van dat bedrag is geschonken door één persoon, iemand van de kerk. "Schrijf daar maar niet heel uitgebreid over.'' Maar liefst zestig procent van het totale aantal giften was afkomstig van mensen van buiten de kerk.

Volgens Ringnalda bewijst dit massale geven dat het gebouw niet alleen een belangrijke rol speelt voor de kerkleden. "De mensen vinden het belangrijk dat het dorp zo'n aansprekend monument heeft.'' Maar waarom zijn er minder giften binnengekomen van de eigen gemeenteleden?, zeurt de verslaggeefster. "Die brengen sowieso al veel geld voor de kerk in, bijvoorbeeld voor een predikantsplaats en ook voor de restauratie.''

Het gaat vooral om het resultaat, benadrukt de voorzitter. Een zeldzame plafondschildering uit 1715, waarschijnlijk van Hermannus Collenius, is inmiddels van de opbrengst opgeknapt en de muren tonen weer.

Ter viering van de heringebruikname van het kerkje, was dinsdag dr. R.G. Steensma uitgenodigd, universitair hoofddocent voor architectuur en iconografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij maakte de dorpsbewoners wegwijs over de historie van hun mooie middeleeuwse godshuis. Om een indruk te geven van het interieur van de Eelder dorpskerk van vóór de Reformatie, vertoonde hij dia's van kerken die nu nog de oorspronkelijke katholieke inrichting bezitten. Zoals de gemiddelde dorpskerk uit die tijd bezat ook het Eelder kerkgebouw vroeger drie altaren: één gewijd aan Maria (het hoofdaltaar), één voor de heilige Katharina en één voor Gangulphus.

Die altaren verdwenen en ook het doopvont, dat vlak bij de ingang stond, doorstond de storm van de Reformatie niet. Op het doopvont lag een deksel om diefstal van het water -dat magische krachten zou bezitten- te voorkomen. Eveneens achter slot en grendel kwam het 'lichaam' van Christus, in de vorm van hosties die door geen enkele gelovige zomaar aangeraakt mochten worden. De hosties lagen in een nis, uitgehakt in de kerkmuur. Ook was daar een piscina-nis, waarin de geestelijke zijn handen diende te wassen, opdat geen stukje van het lichaam van Christus aan zijn vingers zou blijven kleven.

Maar ook van deze nissen is geen spoor meer te bekennen. Een hoge houten lambrisering met een herenbank -het ijverige werk van protestanten- 'siert' nu het voorste gedeelte van de kerk. Volgens Steensma kwamen in de 17de eeuw de preekstoel, het doophek en de banken de kerk in. "De typisch protestantse inrichting. Preken en dopen, dat was mooi genoeg.''

Toch zijn niet álle katholieke sporen uitgewist. Tijdens de renovatie kwam een oud inwijdingskruis onder het pleisterwerk vandaan. De bisschop wijdde met twaalf kruisen -naar het aantal apostelen- de kerk in. "Onder het kalk zal nog wel meer zitten'', vermoedt Steensma.

De houten lambrisering is het enige onderdeel van de kerk dat nog historische geheimen -van kruisen tot nissen- kan verhullen. Die renovatie staat in het najaar gepland. De lambrisering en de herenbanken blijven wel bestaan; de kerk houdt vast aan de protestante 'roots'. "Maar die banken worden niet meer verhuurd.'' Vaste plaatsen zijn opgeheven, maar de ouderlingen zitten nog wel in de herenbanken. Dat is volgens Ringnalda geen prestige-, maar vooral een praktische kwestie: ouderlingen horen vooraan in de kerk, relatief dicht bij de preekstoel. "Maar de stoelen zitten lekkerder.''