Het Orgel 2003-02 Rooms-katholiek orgelbezit in Groningen en Drenthe in het
midden van de 19de eeuw door Victor Timmer
Zuidhorn, St.-Jozef
Voor de
katholieken in het Westerkwartier (in het zuidwesten van Groningen) was in 1763
een statie gesticht in Aduard.
Na vele jaren gebruik ter hebben gemaakt van
een zolderkerkje, werd deze statie in 1844 verplaatst naar Zuidhorn.
De
nieuwe kerk aldaar werd ingewijd op 24 september van dat jaar. Ongeveer 10 jaar
later moet een orgel zijn geplaatst.
In het LiberMemoriale staat genoteerd
dat ‘het in de kerk zich bevindend voortreffelijk Kabinetorgel’ in 1857
werd aangekocht door het Kerkbestuur en J. Redmers Bos, organist.' (01)
Waarschijnlijk stond het instrument reeds enige tijd (in bruikleen?) in de kerk,
want een inventaris uit juni 1856 rept al van de aanwezigheid van een ‘Kabinetsorgel’.
(02)
De herkomst van het instrument, een kabinetorgel van
H.H. Freytag uit 1804, is vooralsnog onbekend.
Het is evenmin bekend wie het
orgel in Zuidhorn heeft geplaatst. De aanschaf was mogelijk geworden dankzij 15
‘milde Gevers’, die ƒ 479 bijeenbrachten (daarvan betaalde ‘het Zangkoor’ƒ 10).
De oorspronkelijke dispositie van dit nog steeds bestaande orgel luidde:
Prestant |
4 vt bas f discant |
Holpijp |
8 vt |
Fluit |
4 vt |
Octaaf |
2 vt |
Speelfluit |
2 vt |
Vox Humana |
8 vt discant |
Tremulant |
|
Uit de kasboeken en kwitanties kunnen we verdere lotgevallen volgen. (03)
Documenten uit het Kasboek (07) Klik op de afbeelding voor
een vergroting
In 1857 en 1858 werd het orgel gestemd (beide keren voor ƒ 4) door iemand uit
Groningen; diens naam is helaas onleesbaar, maar het betreft in ieder geval niet
één van de ‘bekende’ namen.
Eind 1858 f begin 1859 is aan het instrument
gewerkt door Gebroeders Adema. Daarbij werd de dispositie gewijzigd: de
Speelfluit 2 werd vervangen door een Salicet 4 en de Vox Humana door een
Prestant 8 discant.
De dertien grootste metalen pijpen van de Holpijp werden
volgens de afrekening vervangen door exemplaren van eikenhout. Er kwam een
nieuwe magazijnbalg met trede en de klank werd krachtiger gemaakt. De totale
kosten bedroegen ƒ 211,40.
Een jaar later kregen dezelfde orgelmakers ƒ 39
voor een stembeurt annex reparatie. Daarna volgden vrijwel jaarlijks stembeurten
a f6, soms met wat extra kosten voor een kleine reparatie, zoals in 1862: ƒ 5
voor ‘eenige reparatiën aan de Bourdon’.
In het jaar daarvoor had men
overigens ƒ 0,15 uitgegeven aan ‘een hangsel voor het orgel’.
In 1867 kostte
het stemwerk en wat daarbij hoorde f 10; de orgeltrapper ontving f 3,13 (zijn
beloning werd het jaar daarop begroot op ƒ 2).
In 1868 diende Gebr. Adema
een nota in van f 32; daarvan had f 8 betrekking op stemwerk, voor de rest van
het bedrag werd de balg ‘vernieuwd en hersteld’, daarnaast werd de
pedaalmechaniek hersteld (het instrument had bij aankoop blijkbaar al een
aangehangen pedaal) (04) ‘met nieuwe veeren en abstracten’.
Verdere onkosten waren in 1869 ƒ 2,50; in 1871, voor de orgeltrapper, ƒ 2; in
1872 f 25; in 1873 f 1,75; in 1877 f 1878 ƒ 58,40. Voor dat laatste bedrag werd
de balg door de Adema’s opnieuw beleerd en voorzien van een nieuw ventiel, ook
werden enige houten pijpen gerepareerd en kreeg het instrument een
schoonmaakbeurt.
Op de begroting voor herstel van kerk en pastorie in 1880
stond een bedrag van f 30, ‘Voor het verwen van het Koor met toebehoren het
orgel van het mahoniehout te ontdoen en te verwen en vergulden’ (05);
kennelijk was de orgelkast dus imitatimahonie geschilderd.
In 1885 werd f
19,10 betaald voor ‘repareeren van het orgel’. Acht jaar later ontvingen C.B.
Adema en Zonen f 55 voor het repareren van de balg.
Omstreeks de
eeuwwisseling kwam het orgel onder de hoede van Jan Doornbos.
Hij repareerde
het orgel in 1904 (f6), 1906 [f6) en 1915 (ƒ15). In 1922 ontving hij ƒ 5 yoor
een stembeurt.
[n 1929 vond een ingrijpende verbouwing plaats van de kerk. In
het Memoriale werd genoteerd:
‘Bij deze gelegenheid is ook het orgel, dat
helaas ook schromelijk verwaarloosd en vervallen was, geheel gerestaureerd. De
eiken Orgelkast, die met een lelijke bruine verflaag was besmeerd, is geheel van
de verflaag ontdaan; en in oorspronkelijken staat gerestaureerd. Het orgel zelf
geheel uit elkaar genomen, de pijpen schoongemaakt; het toetsenbord geheel
vernieuwd en van nieuwe blaasbalg voorzien.’
De restaurateurs
memoreerden hun werk waarbij achteraf gezien de balg alleen lijkt te zijn
vernieuwd en niet is vervangen door een ander exemplaar) op de grootste
frontpijp aldus: ‘Dit orgel is jeheel nagezien en gerepareerd door de leeren
A. Doornbos en G. Everts, kerkorgelbouw te Groningen den 11 september mno 1929.’''
(06) In 1931 voerde Doornbos nog eenmaal een stembeurt uit
voor ƒ 12,50, terwijl Mense Ruiter in 1942 voor stemmen en herstel ƒ 16,50
ontving.
Briefje van Mense Ruiter uit 1933 (07) Klik op de afbeelding voor een
vergroting
In 1943 werd het monumentale hoofdaltaar gerestaureerd. De
toenmalige pastoor noteerde dienaangaande:
‘Alles wat door de restauratie
[op en rond het altaar] overbodig werd werd door mij aanstonds tegen goeden
prijs verkocht [...]. Daardoor was ik in staat het Kabinetorgel, dat sedert 1857
zijn best gedaan had en nu beter kon zwijgen te vervangen door een goed
harmonium.’
Gelukkig werd het orgel gekocht door orgelmaker Mense Ruiter,
die het in 1943 in de Hervormde Kerk te Anloo plaatste als interim-orgel tijdens
de hem uitgevoerde restauratie van het Garrels f Radeker-orgel.
Vervolgens
stond het in de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) van Zuidlaren en daarna in de
Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) van Ten Boer. Daar werd het instrument
geplaatst als balustradeorgel, waarbij de onderkast ongeveer 30 cm werd ingekort.
De deuren en de achterwand verdwenen en de bloklijsten aan de bovenkast
werden verwijderd; de klaviatuur kwam aan de achterzijde, zodat ook de
speelmechaniek moest worden gewijzigd.
In 1967 herstelde Mense Ruiter de
windlade; de Salicet 4 (van Adema) werd daarbij ingekort tot Quint 3.
In
1974 werd het ernstig verminkte instrument aangekocht door R. Venema te Ten
Boer. Deze heeft het in de jaren daarna uiterlijk gerehabiliteerd naar voorbeeld
van het fraai bewaard gebleven Freytag-kabinetorgel in kasteel Groeneveld te
Baarn; ook de mechanieken werden naar genoemd voorbeeld hersteld. De dispositie
en de windvoorziening werden niet gewijzigd, wel werd in de onderkast een nieuwe
windmotor geplaatst. De dispositie is sindsdien (huidige nomenclatuur):
Praestant |
8 vt discant (1859) |
Holpijp |
8 vt (C-B 1859) |
Praestant |
4 vt bas f discant |
Fluit |
4 vt |
Quint |
3 vt (was Salicet 4 vt,1859 Quint sinds 1967) |
Octaav |
2 vt |
Tremulant |
|
Manuaal: C-f3
In 1989 werd het orgel in verband met een nieuwe
restauratie van het Garrels/Radeker-orgel tijdelijk opnieuw geplaatst in de
Hervormde Kerk te Anloo, waarna het in 1990 zijn oorspronkelijke functie van
huisorgel herkreeg na aankoop door een particulier te Rijssen.
Noten
Het parochiearchief is gedeponeerd bij de Groninger Archieven.
1
Mededeling van pastoor F.J. Oostrum (Zuidhom), 1988.
2
GrA, ABG, inv. nr. 891.x, nr. 6. Uit geen enkel ouder
archiefstuk blijkt iets over de aanwezigheid van een orgel. Het zal dus begin
1856 of kort daarvoor te Zuidhom zijn geplaatst.
3 GrA, PA,
inv. nrs. 60,62,63 en 65 (kasboeken) en 71 (kwitanties van geleverde goederen en
diensten).
4 Ook het Freytag-kabinetorgel, in 1860
geplaatst in de Hervormde Kerk te Lellens en bij die gelegenheid verbouwd door
G.P. Dik, beschikte vroeger over een aangehangen pedaal (omvang C-g), getuige
een nog aanwezig vermoedelijk origineel wellenbord met ijzeren wellen.
5
GrA, PA, inv. nr. 48, Begroting van de kosten voor het
herstellen van de kerk en pastorie (1880).
6 Mededeling van
dhr. R. Venema te Kampen (destijds Ten Boer); ook de informatie over de
lotgevallen van het instrument sinds het vertrek uit Zuidhorn werd door hem
verschaft.
7 Archief Jaap Brouwer