Anloo, Hervormde kerk, Koororgel 2

2005: De Magnuskerk in het Drentse Anloo heeft op  zaterdag 18 juni een 2e koororgel in gebruik genomen. Het werd in mei 2005 in Anloo geplaatst door Hans Brink en Romke Venema.
De Stichting Vrienden van de Magnuskerk kreeg het Freytag-kabinetorgel uit 1804 in bruikleen van een andere stichting die het orgel aankocht.
Het instrument werd in het begin van de negentiende eeuw voor 479 gulden gekocht door de Hervormde Kerk van Zuidhorn. In 1943 kocht orgelbouwer Mense Ruiter het en plaatste het in de Magnuskerk van Anloo Dat was noodzakelijk omdat het ‘grote’ orgel door hem werd gerestaureerd. Toen het Garrels-Radeker orgel beginjaren negentig opnieuw gerestaureerd moest worden kwam het kabinetorgel terug in Anloo. Daarna werd het verkocht aan een particulier.
Het orgel heeft een plaats gekregen voor in de kerk en wordt bij de eredienst en concerten gebruikt.

Dispositie:
Manuaal: Prestant 8' (d), Holpijp 8', Prestant 4' (b/d), Fluit 4', Quint 3', Octaaf 2', Tremulant. Omvang C-f'''.  (01)

In het decembernummer van "De Orgelvriend" verscheen een artikel over dit instrument. De tekst van dit artikel vindt U onderaan deze pagina, tezamen met een aantal foto's. (02)
In het Orgel 2003-02 verscheen het 5e artikel van Victor Timmer in een serie over de RK orgels in Drenthe/Groningen in de 19e eeuw. Hierin wordt ook dit orgel beschreven

Noten:

  1. Nederlands Dagblad juni 2005
  2. De Orgelvriend december 2005 door Dirk Molenaar

 

Freytag-kabinetorgel mag nu in Anloo blijven

Het is een komen en gaan geweest met dat kabinetorgel uit 1804 van H.H. Freytag in de Protestantse Magnuskerk in Anloo. Vanaf 1943 werd het drie keer geplaatst en twee keer weer weggehaald uit het door hoog geboomte omgeven Drentse kerkgebouw. Nu mag het orgel definitief blijven. Daar zijn duidelijke afspraken over gemaakt. De Stichting vrienden van de Magnuskerk heeft het namelijk langdurig in bruikleen gekregen van een stichting die eerder het instrument had aangekocht van een particulier.

FREYTAG
Heinrich Hermann Freytag (1759-1811) werd in Hamburg geboren. Zijn vader was meubelmaker, zoals dat wel bij meer orgelmakers het geval was. We weten niet wanneer Heinrich Hermann naar Groningen kwam, waar hij ging werken bij Albertus Anthoni Hinsz. Na de dood van Hinsz in 1785 bleef Freytag in dienst bij Hinsz’ stiefzoon en opvolger Frans Caspar Schnitger (later geschreven als Snitger). Schnitger, in 1724 geboren in Alkmaar toen zijn vader Frans Caspar met een grote - en later veelbesproken - ombouw van het orgel in de St.-Laurenskerk bezig was, ging in 1788 een compagnonschap aan met Freytag. In 1799 overleed Snitger; Freytag zette daarna de orgelmakerij alleen voort. Toen Freytag in 1793 met de weduwe van een kastelein trouwde, werkte hij voortaan niet alleen aan orgelkasten, maar nu ook aan een tapkast. Want hij werd de nieuwe kastelein van In de weite druif (“In de witte druif”). Van de Haddingestraat verhuisde bij naar de Grote Markt, waar hij het “publyk Wyn en Coffyhuis alsmede Billard” van zijn schoonvader voortzette tot 1807. Naast nieuw- en ombouw van kerkorgels maakte Freytag tevens een aantal huisorgels. Uit het - nog steeds onvolprezen - boek Het Nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw van dr. Arend Jan Gierveld weten we dat het er in elk geval vijf geweest moeten zijn. Momenteel staan drie huisorgels van Freytag in kerkgebouwen, t.w.: Anloo (orgel uit 1804), Doesburg (orgel uit 1805) en Lellens (Gr.), bouwjaar onbekend, in 1860 in de Hervormde kerk aldaar geplaatst en gedeeltelijk omgebouwd door G.P. Dik.

HET HUISORGEL UIT 1804
Het is niet meer te achterhalen wie het is geweest die op zekere dag bij Freytags bedrijf binnenliep om het huisorgel te laten maken dat nu, 201 jaar later, definitief in Anloo blijft staan.
Vast staat dat het instrument in 1857 werd gekocht door de rooms-katholieke parochie te Zuidhorn.
In het jaar daarop werd het aangepast aan de nieuwe functie, waarbij de dispositie (Prestant 4 vt b/d, Holpijp 8 vt, Fluit 4 vt, Octaaf 2 vt, Speelfluit 2 vt, Vox Humana 8 vt disc.) door de firma Adema uit Leeuwarden werd gewijzigd.
De Speelfluit 2 vt werd toen vervangen door een Salicet 4 vt, de Vox Humana 8 vt discant door een Prestant 8 vt discant. Ook kwam er een nieuwe magazijnbalg en werden de metalen pijpen in het groot octaaf van de Holpijp vervangen door exemplaren van hout. De ventielveren werden vernieuwd. Tevens werd de klanksterkte van het instrument aangepast. In 1877 werkte Adema opnieuw aan de windvoorziening. In 1929 is “het orgel zelf geheel uit elkaar genomen, de pijpen schoongemaakt; het toetsenbord geheel vernieuwd en van nieuwe blaasbalg voorzien”, noteerde de pastoor. De eiken kast, die kennelijk al veel eerder was ontdaan van het originele mahoniefineer, werd “in oorspronkelijken staat gerestaureerd”. Een nieuwe fineerlaag bleef echter achterwege. In 1943 schreef de toenmalige pastoor naar aanleiding van de restauratie van het hoogaltaar: “Alles wat door de restauratie overbodig werd werd door mij aanstonds tegen goeden prijs verkocht: 2 stel grote altaargordijnen, 2 vloerkleeden,kleine gordijntjes achter de karsenbanken (= kaarsenbanken) enz. Daardoor was ik in staat het Kabinetorgel, dat sedert 1857 zijn best gedaan had en nu beter kon zwijgen te vervangen door een goed harmonium.” Orgelmaker Mense Ruiter uit Groningen kocht het uitgerangeerde Freytagorgel en plaatste het als interim-instrument in de kerk van Anloo. In de jaren 1944-1948 was Ruiter namelijk bezig met de restauratie van het Radeker-/Garrels-orgel. Na 1948 heeft het huisorgel een tijd in de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt) te Zuidlaren gestaan. Voor deze laatste locatie - een houten noodkerkje - werd het orgel drastisch aangepast. Vanwege de plaatsing op een kleine galerij werd de onderkast 30 cm ingekort en kwam de klaviatuur aan de achterzijde. De deuren werden verwijderd. In 1966 restaureerde Ruiter de windlade; de in 1858 door Adema geplaatste Salicet 4 vt werd toen afgesneden tot een Quint 3 vt (dit werd uitgevoerd door Hans Brink, die toen bij Ruiter werkte).
Daarna verkocht Ruiter het orgel aan de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt) te Ten Boer. In 1974, toen de Ten Boerster gemeente een nieuwe kerk had laten bouwen, kocht kabinetorgelrestaurateur R. Venema, destijds woonachtig in Ten Boer, het Freytag-instrument van de kerk. Hij bracht het orgel naar de oorspronkelijke toestand terug.

 



In 1989 ging het orgel voor de tweede maal naar Anloo en opnieuw zou het als interim-orgel dienst doen in verband met de op handen zijnde restauratie van het Radeker/Garrels-orgel. Lang duurde de tweede logeerpartij echter niet, want men kon het orgel in Anloo niet overnemen, waarop Venema het verkocht aan de heer G.J. Wessels in Rijssen. Daar had het kabinetorgel jarenlang gezelschap van zwijgende familieleden, want in dezelfde kamer stonden enkele antieke kabinetten. Omdat het orgel nauwelijks werd gebruikt, werd het te koop aangeboden. Venema bracht een bestuurslid van de Stichting Oude Groninger Kerken op de hoogte van de geplande verkoop om te proberen het orgel in de provincie te houden waar het ooit was gemaakt. Dit bestuurslid berichtte zijn neef J. Smit uit Enschede die een particulier fonds beheert dat zich beijvert om Nederlandse cultuurschatten in eigen land te houden. We laten Smit zelf aan het woord: “Een voorbeeld uit de praktijk. Op 5 oktober 2004 werd op een veiling in Amsterdam een kabinetorgel geveild. Het betrof een kabinetorgel uitgevoerd in satijnhout, Louis XV-stijl en gesierd met drie beelden op de kap. Het instrument werd ca 1775 gemaakt door vermoedelijk HA. Meijer (1744-1812) te Amsterdam. Dit soort instrumenten kwam voor in de interieurs van de gegoede burgerij. Het orgel was in 1910 voor 150 gulden gekocht en sindsdien in dezelfde familie gebleven. Ondanks het werven van fondsen is het helaas niet gelukt dit orgel voor Nederland te behouden. Het werd op de veiling opgekocht door een handelaar uit Londen en daarmee verdween ook dit stuk cultuurbezit uit Nederland. Zoals dat zo vaak gebeurt. In de eerste helft van 2005 kwam 73% van de omzet bij veilinghuis Christies in Amsterdam bij buitenlandse kopers terecht. Voor veel geld zal dit instrument waarschijnlijk word en verkocht naar Amerika om zeker voorlopig niet weer terug te heren naar Nederland.
Opdat het Freytag-orgel niet op dezelfde manier als het bovengenoemde instrument naar het buitenland zou gaan, werden fondsen geworven door een particuliere stichting. Het orgel zou in Nederland blijven en het stichtingsbestuur wist tevens een goede locatie voor het instrument. Het hoorde in Anloo thuis omdat het daar - en dat is heel bijzonder - al twee keer eerder in de kerk had gestaan. Het zal daar voor erediensten en concerten worden gebruikt. De stichting hoopt dat dit voor Nederland behouden kabinetorgel veel luister- en speelplezier zal opleveren.


Dispositie (in volgorde op de lade):

Manuaal (C-f3)
Prestant 4 vt Bas. C-E gedekt, eiken, F-h front, metaal. F-pijp gesigneerd plus jaartal
Frestant 8 vt Discant. Enge mensuur, gedeeltelijk Adema
Quintfluit 3 vt In 1966 afgesneden Adema-pijpwerk uit 1858
Octaaf 2 vt  
Fluit 4 vt C-g2 als Roerfluit, gis2-b2 zonder roer, maar met gat in hoed, c3-f3 open
Holpijp 8 vt C-c eiken Adema-pijpwerk, verder grotendeels origineel, metaal
Prestant 4 vt Discant. Geheel op de lade

Nevenregister: Tremulant
Windvoorziening: Magazijnbalg, met schepbalg
Toonhoogte: 438 Hz.
Stemming: Neidhardt III

Met dank aan Hans Brink, Jaap Smit en Romke Venema.


Bronvermelding:

  1. Boek: Het Groninger Orgelbezit van Adorp tot Zijldijk, deel V. Stichting Groningen Orgelland, 1998.
  2. Boek: Arend Jan Gierveld, Het Nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw. Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, 1977.

Foto's van de plaatsing te Anloo. (Foto's uit de Orgelvriend van december 2005 door Jaap Smid)