Onderstaande tekst is afkomstig uit "Twintig verhalen over het orgel en nog wat deel 1" Deze uitgave ontstond n.a.v. het 25-jarig bestaan van de Stichting tot behoud van het Nederlandse Orgel in 1998. Het betreft een artikel van W.D. van der Kleij "Het orgellandschap in Drenthe door de eeuwen heen". (blz. 199-218)
Voorwoord
De Stichting tot behoud van het Nederlandse Orgel verzoekt voor haar Feestbundel een bijdrage te zien over het Drentse orgellandschap. Dat is geen geringe opgave. Een gelukkige omstandigheid is echter dat ondergetekende en mijn vriend en collega wijlen de heer Willem Hendrik Zwart al sinds 1960 met een studie over de Drentse orgels bezig zijn geweest. Zwart was in die tijd leraar aan de Pedagogische Academie te Emmen waar ik ook werkzaam was en zo kwam ik met hem in kennis. Dit leidde ertoe dat ik, hoewel mijn opleiding niet speciaal op muziek gericht was, belangstelling kreeg voor orgels en alles wat daarmee annex is. Was het onderzoek eerst gericht op een eenvoudig overzicht van de bestaande orgels in Drenthe, meer en meer werd het een grondige zoektocht naar gegevens uit verleden en heden over orgels, organisten en orgelmakers binnen Drenthe. Hiertoe werden kerken bezocht, archieven nageplozen, literatuur gebruikt en personen geraadpleegd. Helaas is aan het samenwerkingsverband in 1997 een einde gekomen door het overlijden van Willem Hendrik Zwart. Het grootste deel van dit onderzoek werd nog door ons afgerond en hieruit heb ik, hoewel met weemoed in het hart, het hieronder volgende overzicht samengesteld. Het geldt ook als een hommage aan mijn medewerker, die hiermede postuum moge worden geëerd.Inleiding
Kerken
Hoewel al vanaf ca. 800 in Drenthe primitieve kapellen en kerken werden gebouwd is hiervan op enkele funderingsresten na niets meer terug te vinden. Na het jaar 1000 werd de bouw van kerken van groter belang en kan men ook hier een duidelijke aansluiting aan de heersende bouwstijlen waarnemen. Zo kunnen we een drietal typen kerken onderscheiden: Romaans (Anloo), Romano-Gotisch (Norg, Roden) en Gotisch (Rolde, Sleen)In de tijd der bisschoppelijke regering ontstonden in Drenthe 35 parochiekerken met 49 vicaris (2). Ook werden in dit gewest enkele kloosters gesticht (3). De hervorming ging aan Drenthe niet voorbij. De protestantisering van dit gewest werd door de Friese stadhouder Willem Lodewijk krachtig ter hand genomen. De stadhouderlijke periode duurde in Drenthe tot de dood van Willem Lodewijk in 1620. Hierna treedt de Landschapsregering met aan het hoofd de Drost zelfstandig op tot de Franse tijd. Pas na 1800 is Drenthe ook een provincie met een gouverneur. Na enkele generaties was het katholieke leven in Drenthe uitgestorven niet omdat men zo ketters was maar bij gebrek aan katholieke missie. Alleen een aantal bewoners der Havezaten, de Drentse ridderschap, bleven nog tot ver in de 17e eeuw katholiek. Zij konden dit zijn door de eredienst in huiskapellen in stand te houden (4). Bij uitzondering kwam er in Coevorden een schuilkerk, maar dat kwam door het garnizoen dat daar gelegen was waar veel huursoldaten die katholiek waren in het naburige Laar (Duitsland) de kerk van hun eigen geloof zouden kunnen gaan bezoeken (5). Pas in de 19e eeuw keerde de Katholieke kerk in Drenthe terug. Door emigratie kwamen Duitsers waaronder veel katholieken op de hoogvenen in Drenthe en later bij de ontginning ervan werken en wonen. Organisatorisch kwam Drenthe onder het aartsbisdom te Utrecht (6).Sinds de middeleeuwen kende men in Drenthe een indeling in dingspelen of rechtsgebieden, hiermee samen hing een indeling in kerspelen, dat wil zeggen een dorp met daarmee samengevoegd een aantal gehuchten. Zo'n eenheid vormde kerkelijk gezien een parochie met in het hoofddorp de kerk. Tot in de 19e eeuw waren er nooit meer dan een 40-tal kerkdorpen. In vergelijking met Friesland met 300 kerkdorpen is dit aantal gering. De oorzaak hiervan ligt in de geografische gesteldheid van het Drentse landschap. De verbindingen tussen de dorpen, gesticht aan de oude zandwegen en gehuchten was goed, zodat niet in ieder plaatsje een kerk of kapel gebouwd behoefde te worden. Na de Reformatie kwam er een nieuwe kerkelijke indeling. Er werden drie classis gevormd, nl. de classis Rolde, Meppel en Emmen, daartoe behoorden een veertigtal kerkelijke gemeenten die deel uitmaakten van de Gereformeerde kerk, die na de Franse tijd Hervormde kerk werd genoemd. Pas in de 19e eeuw komen er ook andere kerkelijke gezindten voor (7).Orgels, organisten en orgelmakers
De 16e eeuw
In Drenthe is geen sprake van een betekenisvol orgelbezit, zoals dat in andere provincies, bv. Friesland en Groningen, het geval is. Nu moet ons dat niet verwonderen, want Drenthe is nooit een 'orgelland' geweest en is dit nu nog niet. Deze eenvoudige landstreek, vroeger gekenmerkt door veel bossen en heidevelden met aan de randen hoogvenen, had vanouds een agrarische cultuur, zonder grote steden en was alleen van belang in militair en strategisch opzicht. Een landstreek waar zo weinig 'muziek' in zit, hoe zou men daar duidelijke blijken van toonkunst kunnen verwachten? De stiefmoederlijke behandeling van Drenthe en Noord-Brabant binnen het staatkundig verband der Republiek vond zijn weerslag in het orgelbezit. Hieruit blijkt tevens dat het stichten, maken, plaatsen en bespelen van orgels niet alleen een kerkelijke maar ook een maatschappelijke en culturele achtergrond heeft. Wanneer we nu nog eens terug gaan naar de tijd der bisschoppelijke regering van Drenthe, die toen vanuit Utrecht plaats vond, dan blijkt dat in de 16e eeuw toch nog sprake is van orgels en organisten. Bij gebrek aan steden moeten we onze verwachting echter niet te hoog spannen. Het ging uiteraard om kleine wellicht verplaatsbare orgels of positieven. Van deze instrumenten is nu niets meer te vinden dan wat in de archieven staat opgetekend. Zo wordt er in 1510 te Coevorden in de kerk een altaar gesticht ter ere van het Heilig Sacrament en de Heilige moeder St. Anna, waarbij de priester die het altaar bediende ook op het 'Orgaen' moest kunnen spelen (9). Te Meppel laten in 1516 de Gildemeisters een organist dienst doen bij een nieuw altaar in de kerk. Een archiefstuk van het Mariaklooster te Assen vermeldt in 1558 dat de organist Claes Wetsinghe moest beloven "weder vredeliek toe wesen myt de broeders" (1). In 1563 is er sprake van een organist Harmanno in de kerk te Eelde (12).De 17e eeuw
In de 17e eeuw is er nog steeds geen sprake van een
kenmerkend orgelbezit. In 1649 werd te Eelde een organist benoemd zodat er een orgel
aanwezig geweest moet zijn. Mogelijk een schenking van Sjouck Gerold van Burmania die in
1649 door erfenis eigenaar werd van de havezate Oosterbroek te Eelde. Zo'n riddermatige
bewoner van een havezate bezat het collatierecht waardoor hij de predikant, de koster, de
organist en de schoolmeester kon benoemen. Sinds 1649 tot heden is er onafgebroken sprake
van een organist te Eelde. Bij die gelegenheid werd ook voor het eerst het besluit van de
Landschapsregering van kracht, dat bij de aanschaf van een orgel in de kerk voor het
salaris van een organist zestig Caroli gulden uit de Landschapskas betaald zou worden. De
gelden hiervoor kwamen uit het geconfisceerde kloosterbezit en werd 'ad pios usus', d.w.z.
voor vroom gebruik besteed. Dit unieke besluit bleef tot de Franse revolutie van kracht.
In 1669 werkte ene Mr. Andreas aan het orgel te Eelde. Zou het de bekende Groningse
orgelmaker Andreas de Mare kunnen zijn? (14 )
In 1658 kwam het orgel gereed dat Theodorus Faber, een Groningse orgelmaker, maakte voor
de nieuw gebouwde kerk te Coevorden. Het orgel had een springlade en zoals toen
gebruikelijk deuren om het front af te sluiten. Dit orgel werd bekostigd uit een loterij
gehouden onder de gemeenteleden. Onder de organisten komen in de 17e en 18e eeuw leden
voor van het geslacht a Welt waarvan er ook te Groningen organist waren. Op het orgel
stond het merkwaardige opschrift: 'Ao 1658 gemaeckt door T. Faber. SSTCand." (5).
In Meppel werd in 1664 de organist Willem Leemkuyl genoemd,
zodat ook daar toen een orgel aanwezig was. Vermoedelijk is dit orgel in de woelingen van
1672 verloren gegaan. Dat er toen ook te Emmen een orgel verdween is niet bewezen. In
plaatsen waar geen havezate was besliste de 'gezworen gemeente' met aan het hoofd de
schout over de benoeming van de kerkelijke ambten. Begin 1700 was er echter geen orgel
meer in de kerk te Meppel' (6). In Dwingeloo schonk de Drost Rutger van
den Boetzelaer in 1665 de kerk een orgel. Het was een klein orgel met deuren waarop de
wapens en de portretten van de schenker en zijn vrouw te zien waren (17).
Op dit orgel was te lezen:
Dit monument ende gedagtenisse heeft ter eere Gode
en ter eeuwige memorie doen en laeten stichten de
Hoogh Wel. Geb. heer Rutger van den Boetzelaer
Heer van Bathinge ende Entinghe Drossard van
Covorden ende der Landschap Drenthe'.
De 18e eeuw
Na drie eeuwen orgelcultuur in de Nederlanden zijn er in 1792 in Drenthe slechts zeven plaatsen met een orgel nl. Anloo, Coevorden, Dwingeloo, Eelde, Meppel, Roden en Zuidlaren.De 19e eeuw
In de 19e eeuw veranderde de kerkelijke kaart. Waren in de voorgaande eeuwen er alleen maar Gereformeerde kerken, die na de Franse tijd Hervormde kerken werden genoemd, in de 19e eeuw zien we afgescheiden Gereformeerde Kerken ontstaan, terwijl de Katholieke kerk door het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie ook weer eigen kerken kon stichten. Het orgelbezit nam door nieuwbouw en door verplaatsing van orgels van elders belangrijk toe. Maar dit niet alleen, het aantal orgels van historische waarde groeide in deze eeuw aanzienlijk. In de 19e eeuw zien we ook een paar orgelmakers op Drentse bodem verschijnen. Zo kwam in 1801 Johann Christoff Scheuer te Coevorden wonen en trouwde met de dochter van een meubelmaker. Hij was afkomstig uit het naburige Emlicheim in het graafschap Bentheim. Van 1812 tot zijn vertrek naar Zwolle in 1823 was hij organist te Coevorden. Hij was tevens orgelmaker en maakte in Drenthe orgels te Hoogeveen (1843) en te Dalen (1850)."De Herv. Gemeente van Rolde ontving dit orgel van een harer voormalige
leeraars Den Wel. Eerw Z: Gel. Heer C. Brouwer. Thans rustend leeraar te Assen. Als blijk
van blijvende liefde en voortdurende belangstelling in hare godsdienstige belangen,
terwijl het, door vrijwillige bijdragen der Gemeente, vergroot en verfraaid, op den 28
Nov. 1847 plechtig werd ingewijd" (25).
In 1856 werd het orgel, dat in 1821 gemaakt was door de
Friese orgelmaker J. A. Hillebrand te Leeuwarden voor de Hervormde gemeente van Akkrum,
door Van Oeckelen overgebracht naar de Hervormde Koepelkerk te Veenhuizen.
In 1859 werd het orgel in de Hervormde kerk te Zuidlaren, dat
nog uit 1718 dateerde, oud en gebrekkig genoemd. Van Oeckelen werd er bij gehaald en hij
plaatste toen het afgedankte orgel uit de Hervormde kerk te Beusichem, dat door Abraham
Meere orgelmaker te Utrecht in 1787 was gemaakt, in deze kerk en nam het oude orgel in.
Soms kwam er ook een bijzonder orgel in Drenthe terecht. Zo bracht Van Oeckelen in 1861
het orgel uit de Pepergasthuiskerk te Groningen over naar de Hervormde kerk te Peize. Het betrof hier een oud orgel dat zijn basis kreeg in 1631
toen Anthony Verbeeck het orgel nieuw bouwde. In de volgende eeuwen werd het orgel
uitgebreid zodat het in 1788 opgetekend staat als een orgel met een Hoofdwerk, een Rugwerk
en vrij pedaal. Als bijzonderheid mag worden vermeld dat men te Peize de kosten
gedeeltelijk betaalde uit de opbrengst van 63 gevelde eikenbomen die rondom de kerk
stonden! Het Drentse orgelbezit werd met dit orgel zeer verrijkt, daar het orgel zeldzaam
pijpwerk bevat van oude datum. Aan het orgel werkten in het verleden, A. Verbeeck, Arp
Schnitger, A.A. Hinsz, H.H. Freytag, J.W. Timpe en N.A. Lohman. In de jaren zestig van
deze eeuw was het orgel sterk verwaarloosd. Na een restauratie door de firma Van Vulpen in
1969-1973 behoort het nu tot een der belangrijkste historische orgels van Drenthe.
In Beilen was in 1840 een orgel terecht
gekomen dat nog afkomstig was uit de Broederkerk te Groningen. Het opschrift luidde:
"Dit orgel is door den Heer B. Kerckhoff van
Groningen in October 1840 uit de Broederkerk aldaar afgebroken en hier geplaatst"
(26) In 1862 werd het orgel door
Van Oeckelen geheel gerenoveerd en uitgebreid. Het front heeft een voorkomen dat niet
correspondeert met de erachter liggende pijpenopstelling op de laden.
Ook leverde de firma
Van Oeckelen in 1862 een orgel aan de Hervormde gemeente te Westerbork.
Dit orgel was afkomstig uit de kerk van de Hervormde gemeente te Beetgum waar het in 1726
werd gemaakt. Achteraf bleek dit een goede koop te zijn geweest daar het orgel nog een
werkstuk was van Christiaan Müller, de maker van het orgel in de Grote kerk te
Leeuwarden. Na restauratie in 1988 behoort het nu tot één van de mooiste orgels in
Drenthe (27).
16-06-1864 |
18-06-1864 |
De 20e eeuw
In deze eeuw kunnen we twee perioden onderscheiden wat betreft het orgelbezit. Ten eerste de tijd tot ca. 1950, die gekenmerkt wordt door het plaatsen van orgels van allerlei snit, in nieuw gebouwde kerkjes en kapellen, in plaatsen op de inmiddels ontgonnen hoogvenen aan de west-, zuid- en oostranden van de provincie. In de vorige eeuw en ook al eerder werden in het westen hoogvenen ontgonnen en kanalen gegraven om het veen af te voeren. Aan deze kanalen ontstonden dorpen waarvan de inwoners meestal van buiten de provincie kwamen. In de twintigste eeuw werd ook het mondengebied aan de grens met Groningen en het zuidoostelijk veengebied ontgonnen. Hier kwamen eveneens vele nieuwe nederzettingen waarvan de bewoners gedeeltelijk uit de aangrenzende gebieden kwamen zoals Hannoveranen uit Duitsland en mensen uit Overijssel. Dit leidde ertoe dat ook de kerkelijke kaart van Drenthe veranderde. In deze en volgende jaren komen er Lutheranen, Baptisten en Doopsgezinden en steeds meer Katholieken in Drenthe wonen. Ook door afscheidingen ontstonden nieuwe kerkelijke gezindten zoals Gereformeerde Gemeenten en Vrijgemaakt Gereformeerden. De in die tijd gemaakte orgels waren van zeer verschillende kwaliteit. Wanneer ze van mindere kwaliteit waren hing dat meestal samen met de armoedige omstandigheden waarin de meest kleine gemeenten verkeerden. Ook WO I en WO II waren tijden waarin stemmen en onderhoud niet optimaal konden plaats vinden. Ook onstond er toen gebrek aan goede materialen, zodat nieuwbouw niet kon plaats vinden. In de tweede periode vanaf ca. 1950 tot het einde van de 20ste eeuw kwam er een kentering ten goede. Dit was vooral te danken aan het ontstaan van een aantal industriegebieden, zoals te Emmen, Hoogeveen en Assen. Ook nam het toerisme in deze periode steeds toe zodat Drenthe meer bekend werd in den lande. Het provinciaal bestuur en de plaatselijke overheden werden meer alert op betere leefomstandigheden. De bevolking van Drenthe werd meer heterogeen van samenstelling en kreeg ook een betere gelaagdheid wat opleiding en bevoegdheden betreft. Dit alles vertaalde zich ook, vooral in het derde kwart van deze eeuw, in een zich vernieuwende kerkelijke belangstelling en een toenemende zorg voor een beter kerkinterieur en voor een liturgie waarbinnen het orgelspel een belangrijke rol vervulde. Wanneer we nu beide genoemde perioden nog eens nader bezien ten aanzien van het orgelbezit dan komen er problemen aan de orde die ook landelijk bezien geldig zijn. Zo waren in het begin van deze eeuw de prominente orgelmakerijen uit de 19e eeuw, zoals Van Oeckelen, Van Dam, Witte, Maarschalkerweerd omstreeks 1920 bijna allen uitgestorven of hielden op te bestaan. Verder begon een nieuwe tendens een belangrijke rol te spelen. De orgels werden steeds meer met fabrieksmatige methoden vervaardigd. Ook werden meer en meer andere systemen van orgelbouw toegepast zoals pneumatiek en elektrificatie. De orgelkasten werden vervangen door open pijp-opstellingen, waardoor een geheel ander uiterlijk ontstond. Dit alles zou op zichzelf nog geen nadeel behoeven op te leveren wanneer men maar naar goede kwaliteit bleef streven en wat het uiterlijk betreft artistieke maatstaven hanteerde. Hieraan kleefde echter een kostenplaatje wat menig kerkbestuur niet kon opbrengen. Dit leidde ertoe dat men ging zoeken naar goedkopere oplossingen, die dan meestal niet tot een goed eindresultaat leidden. In het eerste kwart van deze eeuw werden nog orgels nieuw gebouwd of uit een andere plaats in Drenthe neergezet die nog volgens het mechanisch sleepladen systeem waren gebouwd. Zo zette de firma L. van Dam uit Leeuwarden, in de nadagen geleid door Pieter van Dam, enkele orgels neer volgens dit systeem. Te Eelde werd het nu toch wel te oude instrument in 1907 vervangen door een nieuw orgel. In de Ned. Herv. Kerk te Nieuw Amsterdam werd in 1902 een nieuw orgel geplaatst. Ook Jan Proper bouwde nog een orgel volgens dit principe. Zo verving hij het oude instrument te Hollandscheveld in 1910 voor een nieuw orgel. In de Gereformeerde kerk te Hoogeveen bracht hij in 1905 een orgel over uit Antwerpen. Bij de ingebruikname werd het bespeeld door Bernard ten Cate die later nog organist van de Aa-kerk te Groningen werd. Het Proper-orgel te Coevorden waarop Willem Hendrik Zwart nog van 1945 tot 1954 organist was, waarna hij benoemd werd op het orgel in de Bovenkerk te Kampen, werd in 1972 door de orgelmakers Van den Berg en Wendt te Zwolle geheel vernieuwd. Hierbij werd de historische balustrade uit 1658 weer hersteld. Soms kon Jan Proper echter ook op een vreemde manier met een orgel bezig zijn. Zo restaureerde hij het orgel in de Ned. Herv. Kerk te Meppel in 1905. Het gehele orgel werd door elkaar gehaald en de rugwerkkast leeggehaald. Koddig is het knutselwerk vermeld in een rapport van 1949. Op het Hoofdwerk kreeg de Trompet 8', daar Cis en Dis ontbraken, twee pijpjes van ongeveer 30 cm voorzien van een harmoniumtong. Trekt men nu de Prestant die ook op de lade staat open, dan schuift een sleepje onder deze 'Trompetjes' half open en fungeert de Trompet 8' als Prestant. Het geheel werd op een apart laadje aangebracht (32). De firma Bakker en Timmenga, orgelmakers te Leeuwarden sinds 1880, plaatsten in 1911 een nieuw orgel in de Ned. Herv. kerk te Roderwolde. In 1932 kwam er van hun hand een nieuw orgel in de Ned. Herv. kerk te Elim. Het opschrift is hier:"Door Arm en Rijk gespaard, door Jong en oud vergaard, op dankdag onze God gewijd, tot roem van Zijne Heerlijkheid". (33) Ook de orgelmakers A.S.J. Dekker te Goes, orgelmaker sinds 1892, en A.W.J. Standaart te Schiedam, orgelmaker sinds 1904, bouwden in Drenthe orgels. Deze waren over het algemeen wel van mindere kwaliteit. De firma Dekker leverde oa. een nieuw orgel aan de Vereniging voor Christelijke Belangen te Assen, dat in 1920 in gebruik genomen werd. Het had een niet onaardig Jugendstil front. De firma Standaart verving in 1926 het oude Faber-orgel uit Coevorden, dat in 1896 naar de Remonstrantse kerk te Hoogeveen was verplaatst, door een nieuw orgel. Het Faber-orgel verdween naar de kapel van de Rekkense Inrichtingen te Rekken waar het in 1934 door de firma Valckx en van Kouteren werd vervangen door een nieuw orgel. Hierna zijn we het spoor van het oude Faber-orgel bijster. J. Doornbos te Groningen, orgelmaker sinds ca. 1880, maakte voor de Ned. Herv. kerk te Zuidwolde in 1902 een nieuw orgel. Hij leverde in 1910 een klein orgel te Eext in de Ned. Herv. kerk. Het was een schenking van het echtpaar Meijering-Loman voor hun 50-jarige echtvereniging. In het tweede kwart van de 20ste eeuw kwamen er orgels die meestal volgens het pneumatisch kegelladen systeem waren gemaakt. De firma Valckx en van Kouteren, eerst werkzaam bij Standaart begon in de twintiger jaren een eigen bedrijf. In de Gereformeerde Zuiderkerk te Assen werd in 1932 een nieuw orgel met 2 klavieren en vrij pedaal gebouwd volgen het pneumatisch kegelladen systeem. Eenzelfde orgel werd in 1936 geplaatst in de Gereformeerde Zuiderkerk te Emmen. Deze orgels, die nu inmiddels ca. 50 jaar oud zijn, functioneren na verandering en restauratie nog steeds. In deze jaren komt ook de firma M. Spiering uit Dordrecht, werkzaam sinds 1888, op de Drentse bodem een rol spelen. Vooral door de invloed van Harmannes Thijs (33) , de meesterknecht van Van Oeckelen, die het bedrijf na de dood van Antonius in 1918 kreeg toebedeeld, werd Spiering in het Noorden geïntroduceerd. Dit leidde tot soms rigoureuze restauraties van vooral historische instrumenten. Bekende voorbeelden zijn Meppel, orgel in de oude Ned. Herv. kerk gerestaureerd in 1927. Orgel Ned. Herv. kerk te Roden in 1932 en het orgel Ned. Herv. kerk in Zuidlaren. In Groningen werd het orgel in de Ned. Herv. kerk te Zeerijp het slachtoffer. Het enige voordeel was dat in deze gevallen niet tot vervanging werd overgegaan. In de jaren veertig werden nog de orgels te Roden en Anloo gerestaureerd. Dit maal door de orgelmaker Mense Ruiter, die zich ontpopte als iemand die nog vasthield aan het mechanisch sleepladen systeem, zoals ook de firma Bakker en Timmenga dat nog steeds bleef doen. Wat betreft het zingen in de kerk kan nog de opmerking van J. Godefroy organist van de Grote kerk in Steenwijk, toen hoofdredacteur van Het Orgel, worden vermeld wanneer hij in 1906 schrijft: In Drenthe en ook in de kop van Overijssel zingt men de psalmen wel "op liedjes wijze" bv. Ps. 100 op: "Al is ons prinsje nog zo klein, hoezee". In plaats van hoezee zingt men 'ut-re"!"Juich aarde, juicht alom den fleer, (ut - re')
Dient God met blijdschap geeft hem eer, (Ut - re')
Komt nadert voor zijn aangezicht
Zingt hem een vrolijk lofgedicht (ut - re' - ut - re' bis,
bis)". (34).
1. Concerstück, Riemenschneider (orgel)
2. Sonate no 1, G. F. Händel (viool)
3. Bénediction nuptiale, C. Saint Saëns (orgel)
4. Aria uit de Mattheuspassion, J. S. Bach (zang)
5. Aria uit de Messias, G. F. Händel (zang)
6. Gedeelte uit Lobgesang met het koraal Nun danket alle
Gott, Mendelsohn (orgel)
7. Romance, G. Both (viool)
8. Bercelonette, wiegeliedje, P. Lacome (viool)
9. In memoriam, Brandts Buys (orgel)
10. Kerstnacht, Ned. Voksliederenboek (zang)
11. Ave Maria, Caesar Franck (zang en viool)
12. Postludium, Rinck (orgel) (35)
1. Steensma, R. Vroomheid in hout en
steen. Baarn. (1968).
2. Magnin, I. 5. De Voormalige kloosters in
Drenthe. (1835).
3.idem als 2.
4. Rogier, L. J. Geschiedenis van het
Katholicisme. (1964), dl. 2 pag. 448.
5. Pluymaeckers, A. De Roomsch Katholieken
te Coevorden (1909).
6. Horinga, J. Rodaetio (en andere).
Geschiedenis van Drenthe (1983)463
7. Romein, T. A. De Hervormde predikanten
van Drenthe. (1861).
8. Rogier, A.W. (1964) dl. 2, pag.
9. RAD. mv. 863.28-7-1510.
10. RAD. OAM. mv. no 426(1516).
11. RAD. mv. no 20. Joosting (1906).
12. AG. AKS. Rationale of Rekeningboek
(1563) 87.
13. RAG. Register Feith. Hs. 1, folio 271.
Mr. Gerardus, organist word gebannen uit de stad Groningen met confiscatio van goederen
den 26 januari 1570 en den wille van den herv. godsdienst. Marcus. Sontontion van Alva,
240. Arts, M. Het dubbelklooster Dikninge. Assen (1945).
14. Talstra, F. Langs Nederlandse orgels
111(1979) 13-14.
15. Romein, aw. (1861). Coevorden pag. 250.
zie foto.
16. RAD. DAM. Notulen kerkenraad 1664.
17. Smit, Roindor. Fragmenten uit de
geschiedenis van Dwingelo (1982) 137-144.
18. RAD. AHKZ. Inkomsten en Uitgavenboek
(1716-1797).
19. Romein, a,w. (1861). Anbo pag. 19;
Feldo pag. 40.
20. Provinciaal Maandblad Drenthe
(1968)196-198.
21. Het Orgel (1960) 101-102.
22. Provinciaal Groningsche Courant
17-2-1866.
23. RAD. AG. 20-4-1843.
24. Belonje, I. en Westra van Hoitho, J.
Genealogische en Heraldische Gedenkwaardigheden Drenthe (1937)129.
25. Romein, a.w. (1861)32.
26. De Mixtuur no 6 (1(1988)475-476.
27. Belonje, a.w. (1937)31. Onder de
balustrade stond nog: Ik ben het licht der wereld, de weg, de waarheid en het leven.
28. Zie W. D. v. d. Kleij en W. H. Zwart,
Orgels en Organisten in Kampen (1995) 82-84.
29. Caecilia (1855) 76 en (1861) 124. Het
Orgel (1890-1891) no7 en 8.
30. Zie De Mixtuur no 27(1979)642-646.
31. RAD. AHKM. Rapport orgelcommissie
(1949).
32. Ter plaatse genoteerd.
33. Harmannus Thijs, geb. Groningen 1862,
overleden Assen 1944.
34. Het Orgel (1905-1906)76.
35. Het Orgel (1908-1909)50. Concert op
7-2-1909.
36. Het Orgel (1903-1904) no 6, pag. 4.
37. Het Orgel (1991)) 332-340.
Afkortingen:
AG: Archief Gouverneur
AHKM: Archief Hervormde kerk Moppol
AHKZ: Archief Hervormde kerk Zuidlaren
AKS: Archief Klooster Sauwerd
DAM: Dud Archief Meppel
RAG: Rijksarchief Groningen
RAD: Rijksarchief Drenthe
a.w.: aangehaald werk